Deze pagina is opgeslagen in de Recht.nl cache op 10/06/2015 om 14:06

Advocatenkantoor Rotterdam, een advocaat voor elk rechtsgebied | Ploum Lodder Princen

Hof van Justitie verlangt een actievere rol van de civiele rechter

9 juni 2015

De rechters in civiele zaken moeten onder omstandigheden hun gebruikelijke positie van lijdelijkheid laten varen en in plaats daarvan op eigen initiatief onderzoeken of een Europese regel van toepassing is en, indien dat het geval is, deze regel toepassen, ook als de partijen in een geschil zich niet rechtstreeks op die regel hebben beroepen. Dat is de uitkomst van een recent arrest van het EU Hof van Justitie (zaak C-497/13, arrest van 4 juni 2015), waarbij bepalingen van de Europese richtlijn 1999/44/EEG op het gebied van de aankoop van producten door consumenten aan de orde waren.

Feiten

De zaak betrof een geschil tussen een mevrouw Faber en een autobedrijf, waar zij een tweedehands voertuig had gekocht. Vier maanden na de aankoop vloog de auto tijdens een rit in brand en brandde vervolgens op de vluchtstrook volledig uit. Het wrak werd naar het bedrijf van de verkoper getransporteerd en van daaruit naar een demontagebedrijf. Acht maanden later stelde mevrouw Faber het autobedrijf aansprakelijk en maakte een procedure bij de Rechtbank te Arnhem aanhangig. De auto was inmiddels gedemonteerd, zodat de bewijspositie van mevrouw Faber aanzienlijk was bemoeilijkt. De algemene regels van het Nederlands burgerlijk recht verlangen in deze omstandigheden dat, indien een aangekocht product een gebrek blijkt te hebben, de koper binnen bekwame tijd zoals de wet het formuleert (artikel 7:23 lid 1, BW) dat aan de verkoper meldt.

Bewijslastverdeling

Ter uitvoering van Richtlijn 1999/44 inzake consumentenkoop bevat het BW echter ook enkele uitzonderingen op die regels, die met name tot doel hebben de onderhandelingspositie van de consumenten te beschermen. Dat heeft onder meer betrekking op de termijn voor kennisgeving en de bewijslastverdeling. Om die reden bepaalt sinds 2002 artikel 7:18 lid 2 BW dat bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de aangekocht zaak al bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien het gebrek aan het product zich binnen een termijn van zes maanden na oplevering openbaart, tenzij de verkoper anders bewijst. Die uitzondering op de algemene regels over stellen en bewijzen is alleen van toepassing, indien de koper een consument is, dat wil zeggen een natuurlijk persoon die het betrokken product voor privé doeleinden heeft aangekocht.

In eerste aanleg bij de rechtbank werd door mevrouw Faber niet aangevoerd dat zij had gehandeld als een consument en dat daarmee de uitzondering van het artikel 7:18 BW van toepassing was. De rechtbank wees haar vordering dan ook af. Ze had niet binnen de periode van bekwame tijd het gebrek aan het autobedrijf ter kennis gebracht. Ook in de grieven voor het hoger beroep werd de kwalificatie als consument niet genoemd.  

Het Hof Arnhem-Leeuwarden vroeg zich echter af of het niet uit eigen beweging (ambtshalve) de toepasselijkheid van de regels over consumentenkoop moest onderzoeken en eventueel toepassen in weerwil van de lijdelijkheid, die gewoonlijk van de civiele rechter door de Nederlandse procesregels wordt verlangd. Dat houdt onder meer in dat een rechter zich moet beperken tot datgene wat partijen aan hem voorleggen. Het Arnhemse Hof legde deze vraag voor aan het Hof van Justitie in Luxemburg.

Hof van Justitie

Nationale procesregels (zoals de lijdelijkheid, de termijnen, bewijslastverdeling) mogen een rechter er niet van weerhouden na te gaan of de regels uit de richtlijn op een consument als privaat persoon van toepassing kunnen zijn, ook al heeft de koper zich daar niet zelf of via zijn advocaat op beroepen. De rechter moet ambtshalve de toepasselijkheid van de Europese regel verifiëren. Dat geldt, aldus het Hof van Justitie, zowel in eerste aanleg als in zaken in hoger beroep.

Dwingend recht

De bepaling uit de EU richtlijn consumentenkoop over de bewijslastomkering bij gebreken die binnen zes maanden na levering van het aangekochte product naar boven komen, heeft het karakter van dwingend recht en is van openbare orde. Indien nodig moet de rechter dus actief ingrijpen in de procedure, ook als de koper zich niet zelf op die regels heeft beroepen. In de zaak van mevrouw Faber zou dat er toe kunnen leiden dat in hoger beroep de gevorderde schadevergoeding alsnog wordt toegewezen.

Gevolgen voor andere rechtsgebieden

De uitspraak van het Hof van Justitie kan ook grote gevolgen hebben voor andere onderdelen van Nederlandse wetgeving waarover bij de civiele rechter wordt geprocedeerd. Talloze Europese richtlijnen bevatten regels die specifiek ter bescherming van bepaalde personen zijn opgesteld. Men kan denken aan de regels over arbeidsomstandigheden en -voorwaarden,  gelijke behandeling van mannen en vrouwen, de bescherming van de crediteuren in het kader van het vennootschapsrecht of de regels over de kwaliteit van en de informatie over financiële producten. In al deze situaties moet de rechter erop bedacht zijn dat hij ter bescherming van een bepaalde categorie personen zijn positie van lijdelijkheid moet laten varen. 

Meer informatie

Jaap Feenstra
T  +31 10 440 6482
M +31 6 5145 0251
E j.feenstra@ploum.nl

   

 

Ploum Lodder Princen
Blaak 28
3011 TA Rotterdam
Postbus 711
3000 AS Rotterdam

T +31 10 440 6440
F +31 10 436 4400
E info@ploum.nl

Juridische informatie
Algemene voorwaarden
Disclaimer

Faillissementsverslagen

Sitemap