ABRvS, CBb, HR en CRvB eens over zwijgrecht, cautie en bewijsuitsluiting in het bestuursrecht

ABRvS, CBb, HR en CRvB eens over zwijgrecht, cautie en bewijsuitsluiting in het bestuursrecht

De grote kamer van de Afdeling Bestuursrechtspraak (waar ook de president van het CBb, een raadsheer van de HR en een raadsheer van de CRvB zitting in hebben) heeft een voor het handhavingsrecht zeer belangrijke uitspraak gedaan. De kern van de uitspraak is:
(1) dat de cautie (de waarschuwing dat iemand niet verplicht is om een verklaring te geven) moet worden gegeven als "naar objectieve maatstaven door een redelijk waarnemer kan worden vastgesteld dat de betrokkene wordt verhoord met het oog op het aan hem opleggen van een bestraffende sanctie",
(2) wordt de cautie ten onrechte niet gegeven, dan betekent dit dat "de verklaring van de betrokkene in de regel niet [kan] worden gebruikt als bewijs voor feiten die aan de [bestraffende] sanctie ten grondslag zijn gelegd" en
(3) als een verklaring onder dwang is verkregen (bijvoorbeeld via toepassing van artikel 5:20 Awb), dan mag deze niet worden gebruikt als bewijs.