Nieuwe maatstaf voor toekenning proceskostenvergoeding in Mulderzaken

Nieuwe maatstaf voor toekenning proceskostenvergoeding in Mulderzaken

Bij de vergoeding van proceskosten in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet Mulder) komt de rechter een grote mate van beoordelingsvrijheid toe. Dat heeft de Hoge Raad geoordeeld naar aanleiding van een vordering tot cassatie in het belang van de wet.
Op basis hiervan heeft het hof Arnhem-Leeuwarden, als hoogste rechter in verkeersboetezaken, de maatstaf die geldt voor het al dan niet toekennen van een proceskostenvergoeding herzien. Voor een vergoeding van de redelijkerwijs gemaakte kosten is aanleiding wanneer de betrokkene in het gelijk wordt gesteld. Dat is in de regel het geval als de inleidende beschikking, waarbij de sanctie is opgelegd, wordt vernietigd of wordt gewijzigd op het punt van de hoogte van het bedrag van de sanctie, de omschrijving van de gedraging of de feitcode.
Als de beslissing van de officier van justitie of de kantonrechter door het hof wordt vernietigd, terwijl de inleidende beschikking niet wordt vernietigd of gewijzigd op één van deze punten, wordt het verzoek om een proceskostenvergoeding in de regel afgewezen. Het voeren van verweer in Mulder-zaken moet gericht zijn op het ongedaan maken of wijzigen van de verkeersboete. Als dat doel niet is bereikt, is er geen rechtens te erkennen belang bij toekenning van proceskostenvergoeding.