Verschoningsrecht advocaat jegens belastingdienst over informatie derdengeldrekening

Verschoningsrecht advocaat jegens belastingdienst over informatie derdengeldrekening

Op grond van artikel 53a AWR kunnen advocaten weigeren te voldoen aan de informatieverplichtingen ten behoeve van de belastingheffing van derden. Bij de bepaling van de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht wordt geen onderscheid gemaakt naar de mate van vertrouwelijkheid van de gegevens. Beslissend is of het gaat om informatie die degene die een vertrouwensberoep uitoefent, in die hoedanigheid is toevertrouwd. Of gegevens onder het verschoningsrecht vallen is in beginsel aan de verschoningsgerechtigde, en indien hij zich op dit standpunt stelt, dient de rechter dat te eerbiedigen tenzij redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat het standpunt onjuist is.
De Hoge Raad overweegt dat dit ten aanzien van informatie over de derdengeldenrekening van een advocaat niet anders is. Beslissend of die informatie hem in zijn hoedanigheid van advocaat is toevertrouwd. Of dat het geval is, is in de eerste plaats aan de advocaat om te beoordelen. Informatie over de derdengeldenrekening kan onder omstandigheden worden aangemerkt als informatie die de advocaat in zijn hoedanigheid is toevertrouwd. Daarbij verdient opmerking – aldus de Hoge Raad – dat de advocaat alleen derdengelden mag ontvangen voor zover deze direct te relateren zijn aan een zaak en deze gelden ook functioneel zijn voor het verloop van die zaak.