Bewijsvermoedens niet-uitgevoerd verrekenbeding

Bewijsvermoedens niet-uitgevoerd verrekenbeding

De bewijsvermoedens van artikel 1:136 lid 2 BW en artikel 1:141 lid 3 BW brengen mee dat de tot verrekening gerechtigde echtgenoot in beginsel kan volstaan met stellen en aannemelijk maken dat de andere echtgenoot bij het einde van het huwelijk bepaalde vermogensbestanddelen heeft. Het ligt dan op de weg van de andere echtgenoot om te stellen en zo nodig te bewijzen dat het bij het einde van het huwelijk aanwezige vermogen of bepaalde bestandsdelen daarvan niet gevormd is uit wat verrekend had moeten worden. Daartoe mag van die echtgenoot worden verwacht dat hij aanvoert hoe de vermogensbestanddelen in kwestie zijn gefinancierd of verkregen en dat hij zo nodig bescheiden overlegt die dit afdoende onderbouwen.