De verhouding tussen de Brussel IIbis-verordening en het Haags Kinderbeschermingsverdrag

De verhouding tussen de Brussel IIbis-verordening en het Haags Kinderbeschermingsverdrag

De rechterlijke instanties van een Lidstaat zijn op grond van de Brussel IIbis-verordening bevoegd om te oordelen over een geding inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid indien het kind zijn gewone verblijfplaats in die Lidstaat heeft op het tijdstip van het aanhangig maken van het geding. Dat geldt in beginsel ook wanneer het gaat om een geding waarmee verhoudingen met een derde staat gemoeid zijn. Die rechterlijke instanties verliezen echter hun bevoegdheid wanneer de gewone verblijfplaats van het kind tijdens het geding wordt overgebracht naar het grondgebied van een derde staat die partij is bij het Haags Kinderbeschermingsverdrag.