Schadevergoeding bij overschrijding redelijke termijn bij rechter

16 juni 2011

Samenvatting

Als de gerechtelijke procedure erg lang duurt, bestaat onder omstandigheden recht op een schadevergoeding voor de ‘overschrijding van de redelijke termijn’ in de zin van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). De schadevergoeding bedraagt in beginsel € 500 per halfjaar dat de termijn is overschreden. Daarbij wordt het totaal van de overschrijding naar boven afgerond. De Hoge Raad heeft onlangs in drie arresten in deze zin beslist. De rechtszekerheid als algemeen aanvaard rechtsbeginsel vereist dat belastinggeschillen binnen een redelijke termijn worden beslecht. Mede aan de hand van een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uit 2006 stelde de Hoge Raad vast dat bij overschrijding van de redelijke termijn -bijzondere omstandigheden daargelaten- spanning en frustratie een reden kunnen zijn voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. De Hoge Raad gaf vervolgens aan dat bij de beoordeling of de redelijke termijn is overschreden de uitgangspunten gelden die de Hoge Raad had geformuleerd in zijn arrest van 22 april 2005. Deze uitgangspunten gelden niet alleen voor natuurlijke personen, maar ook voor rechtspersonen en andere entiteiten.

Volledig artikel

Als de gerechtelijke procedure erg lang duurt, bestaat onder omstandigheden recht op een schadevergoeding voor de ‘overschrijding van de redelijke termijn’ in de zin van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). De schadevergoeding bedraagt in beginsel € 500 per halfjaar dat de termijn is overschreden en waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. De Hoge Raad heeft onlangs in drie arresten in deze zin beslist.
 
De rechtszekerheid als algemeen aanvaard rechtsbeginsel vereist dat belastinggeschillen binnen een redelijke termijn worden beslecht. Mede aan de hand van een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 29 maart 2006 stelde de Hoge Raad vast dat bij overschrijding van de redelijke termijn -bijzondere omstandigheden daargelaten- spanning en frustratie een reden kunnen zijn voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. De Hoge Raad gaf vervolgens aan dat bij de beoordeling of de redelijke termijn is overschreden, de uitgangspunten gelden die de Hoge Raad had geformuleerd in zijn arrest van 22 april 2005. De in aanmerking te nemen termijn begint in beginsel te lopen op het moment dat de inspecteur het bezwaarschrift ontvangt. Deze uitgangspunten gelden niet alleen voor natuurlijke personen, maar ook voor rechtspersonen en andere entiteiten. 
 
De Hoge Raad stelde vast dat de gerechtshoven andere maatstaven hadden aangelegd bij hun beoordeling van de geclaimde aanspraken op schadevergoeding. De Hoge Raad heeft daarom de zaken verwezen naar andere gerechtshoven voor hernieuwde beoordeling met de uitgangspunten die de Hoge Raad nu heeft aangegeven.
 
Bron: Hoge Raad, 10-6-2011, nrs. 09/02639ç 09/05112 en 09/05113.