HOGE RAAD UITSPRAAK OVER SCHIJN VAN VOLMACHT

  • Home»
  • Weblog »
  • Hoge Raad uitspraak over schijn van volmacht


De Hoge Raad heeft recent een arrest gewezen over vertegenwoordiging, met name over de schijn van volmachtverlening (artikel 3:61 lid 2 BW) en wanneer deze aan de achterman kan worden toegerekend.

Kort gezegd bepaalt de Hoge Raad dat voor toerekening in verband met de schijn van volmachtverlening, óók plaats zijn ingeval van feiten en omstandigheden die voor risico van de achterman komen en waaruit naar verkeersopvattingen schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Volgens de Hoge Raad is een “toedoen” van de achterman daarvoor niet noodzakelijk. De relevante overwegingen luiden als volgt:

"Onderdeel 1.3 bevat de klacht dat het hof van een onjuiste rechtsopvatting heeft blijk gegeven door te oordelen dat het handelen van een dochtermaatschappij uitsluitend kan worden toegerekend aan haar moedermaatschappij wanneer sprake is van gedragingen van die moedermaatschappij, waaronder een nalaten. De hier bedoelde toerekening kan naar verkeersopvattingen ook plaatsvinden zonder eigen gedragingen (een nalaten daaronder begrepen) van de moedermaatschappij, wanneer het handelen van de dochtermaatschappij onder de gegeven omstandigheden voor risico komt van de moedermaatschappij. 

Het hiervoor in 3.2.3 samengevat weergegeven oordeel van het hof komt in de kern erop neer dat de bekendheid met het verzoek van Fujitsu niet op de voet van art. 3:61 lid 2 kan worden toegerekend aan Exel, de moedermaatschappij van EFM. De schijn dat EFM bevoegd was om van dit verzoek kennis te nemen namens haar moedermaatschappij Exel, die uitsluitend is gewekt door de pseudogevolmachtigde zonder toedoen van de pseudovolmachtgever, kan deze toerekening immers niet rechtvaardigen, aldus nog steeds het in de kern weergegeven oordeel van het hof.
Dit oordeel is onjuist omdat voor toerekening van schijn van deze vertegenwoordigingsbevoegdheid ook plaats kan zijn ingeval Fujitsu gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de bevoegdheid van EFM van dit verzoek kennis te nemen op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de door deze onbevoegd vertegenwoordigde achterman Exel komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Een "toedoen" van de achterman zoals door het hof verlangd, is daarvoor niet noodzakelijk (vgl. HR 19 februari 2010, LJN BK7671, NJ 2010/115). 

Hetgeen het hof voorts nog aan zijn oordeel ten grondslag heeft gelegd, maakt het vorenoverwogene niet anders.
Indien Exel en EFM deel hadden uitgemaakt van een ondoorzichtige groep van organisaties met een eveneens ondoorzichtige bevoegdhedenverdeling had zulks onder omstandigheden kunnen bijdragen aan het oordeel dat schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid als hiervoor bedoeld, aanwezig was. Daaruit volgt echter niet dat de omstandigheid dat, zoals het hof heeft vastgesteld, Exel en EFM juist niet deel hebben uitgemaakt van een ondoorzichtige groep van organisaties, het tegengestelde oordeel - dat zulke schijn niet aanwezig was - mede kan rechtvaardigen. 

Aan de door het hof voorts in aanmerking genomen omstandigheid dat uit het handelsregister blijkt dat Exel de rechtsopvolgster is van Dutch Air, komt geen betekenis toe indien, zoals Fujitsu stelt, bij haar de aan Exel toe te rekenen schijn was gewekt dat EFM te dezen bevoegd was laatstgenoemde te vertegenwoordigen.
Ten slotte mist de klacht die tot uitgangspunt neemt dat Exel was gehouden Fujitsu op de hoogte te stellen van de rechtsopvolging die inmiddels had plaatsgevonden, onder deze omstandigheden belang. "

Klik hier voor het gehele arrest, met conclusie van A-G Vlas.

Bron: rechtspraak.nl

Pagina doorsturen

Deze pagina is succesvol doorgestuurd!

EEN REACTIE PLAATSEN

Uw e-mail adres wordt niet getoond aan andere bezoekers.

  1. Naam
  2. E-mailadres
  3. Bericht
  4. Wanneer u deze regel kunt lezen, vul het volgende veld dan niet in!
  5.