Het Europese recht strekt zich over vele sectoren en domeinen uit. Zo ook over de verzekeringsbranche, en meer specifiek over het segment van de rechtsbijstandverzekeringen.

 

In een blog d.d. 2 november 2012 berichtte ik over een arrest van de Hoge Raad (HR 28 september 2012; LJN: BW7507), waarin Nederlands hoogste rechtscollege enkele prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Hof van Justitie van de EU over de vraag in hoeverre rechtsbijstandsverzekeraars hun verzekerden kunnen beperken in hun vrije advocatenkeuze.

 

EU-regelgeving over vrije advocatenkeuze

Dankzij EU-regelgeving (Richtlijn 87/344/EEG; inmiddels vervangen door Richtlijn 2009/138/EG) hebben verzekerden met een rechtsbijstandverzekering het recht op vrije keuze van hun rechtshulpverlener (advocaat) in gerechtelijke of administratieve procedures. Deze vrije keuze geldt in beginsel óók indien in de desbetreffende procedure geen sprake is van een wettelijk verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat.

 

Verzekeraars hikken tegen deze rechten van verzekerden aan: het is vaak goedkoper om juridische geschillen van verzekerden in rechte te laten bepleiten door een rechtshulpverlener die in dienst is bij de verzekeraar. Het inhuren van een door de verzekerde gewenste externe advocaat kan extra kosten met zich meebrengen. Rechtsbijstandverzekeraars zijn dan ook de mening toegedaan dat zij in de polisvoorwaarden van hun verzekeringen bepaalde grenzen kunnen stellen aan de vrije advocatenkeuze van hun verzekerden.

 

Prejudiciële vragen

Kern van de vragen van de Nederlandse Hoge Raad aan het Hof van Justitie was of onder de genoemde Richtlijn de vrije advocatenkeuze pas opgaat indien de rechtsbijstandverzekeraar zélf heeft besloten om de zaak aan een externe hulpverlener uit te besteden, of dat verzekerde hierop onder alle omstandigheden een beroep mag doen.

 

Het Hof van Justitie heeft de gestelde prejudiciële vragen nu beantwoord. Het Hof waarborgt daarbij de vrije keuze van de verzekeringnemer tot het aanstellen van een advocaat.

 

Iedere verzekerde moet in het kader van gerechtelijke of administratieve procedures zelf zijn advocaat kunnen kiezen, aldus het Hof. Een rechtsbijstandsverzekeraar mag niet bedingen dat de kosten van rechtsbijstand van een door de verzekerde vrij gekozen advocaat slechts vergoed kunnen worden indien de verzekeraar van mening is dat de behandeling van de zaak aan een externe rechtshulpverlener moet worden uitbesteed.

 

Het maakt bij dit uitgangspunt geen verschil of rechtsbijstand voor de desbetreffende procedure naar nationaal recht verplicht is of niet.

 

Het Hof brengt nog wel een nuancering aan ten aanzien van de te vergoeden kosten van rechtsbijstand door een advocaat. In het kader van de hoogte van de verzekeringspremies, merkt het Hof op dat ‘in bepaalde gevallen’ beperkingen kunnen worden gesteld aan de omvang van de kosten die door de verzekeraars worden vergoed.

 

Deze beperkingen mogen het recht op vrije advocatenkeuze echter niet van zijn inhoud beroven, bijv. door het in de praktijk onmogelijk te maken voor verzekerden om een redelijke keuze te maken in de selectie van hun advocaat. De hete aardappel van de vraag wat nu precies die ‘bepaalde gevallen’ zijn, en wat al dan niet een ‘redelijke keuze’ is in de selectie van de advocaat, schuift het Hof door naar de nationale rechter. Die zal in een concreet voorliggend geval de knoop moeten doorhakken.

 

Tot slot

De Hoge Raad moet deze uitspraak van het Hof van Justitie nog verwerken in een eigen (definitief) arrest teneinde de voorliggende zaak c.q. nationale procedure formeel af te ronden.

 

Lees ook eerder gepubliceerd blog over dit onderwerp.

Heeft u vragen? Neem dan contact op met Joost Houdijk of plaats een reactie hieronder.