In de uitspraak van 2 april 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich uitgesproken over de vraag of stookolie die niet aan de afgesproken specificaties voldoet (off spec is), kwalificeert als een afvalstof. Volgens de Raad van State is dat niet het geval indien de partij stookolie wordt teruggegeven aan de leverancier tegen terugbetaling van de aankoopprijs. De Raad van State volgt met deze uitspraak het arrest van het Europese Hof van Justitie in de Shell-zaak, waarover ik in een eerder blog schreef. Voorts geeft de Raad van State een nadere uitwerking van dat arrest. Daarmee wordt voor de Nederlandse (bunkerolie)praktijk weer wat meer duidelijkheid geboden.

Casus
In deze uitspraak gaat het om een partij stookolie (HSFO) die aan boord van het zeeschip de Freja Crux was gebracht. Zoals gebruikelijk werden na belading aan boord van het schip analyses van de partij stookolie uitgevoerd. Uit die analyses bleek dat de stookolie niet aan de kwaliteitsnormen voor de scheepsmotor van de Freja Crux voldeed vanwege afwijkende gehalten DCPD en HSFO. De stookolie was ongeschikt voor de voorgenomen trans-Atlantische vaart. De koper van de stookolie wilde de partij daarom retourneren aan de olieleverancier tegen terugbetaling van de aankoopprijs. Op dat moment berichtte de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de betrokken partijen echter dat hij de off spec partij als ‘afvalstof’ kwalificeert. De partij mocht daarom niet worden geretourneerd, maar mocht alleen worden afgegeven aan een bedrijf dat afvalstoffen mag ontvangen. Tegen deze kwalificatie als ‘afvalstof’ werd vervolgens geprocedeerd.

Uitspraak Raad van State
De Raad van State heeft haar beslissing inzake de Freja Crux aangehouden in afwachting van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de eerder genoemde Shell-zaak. In die zaak ging het om een partij diesel die bij belading onbedoeld vermengd was geraakt met een restantlading oplosmiddel. De diesel was daardoor off spec geraakt en niet langer tot nut voor de houder ervan. Het Hof van Justitie heeft in zijn uitspraak van 21 december 2013 uitgemaakt dat er toch geen sprake is van een afvalstof indien de partij non-conforme brandstof wordt geretourneerd met het oog op terugbetaling van de aankoopprijs. Onder verwijzing naar deze uitspraak oordeelt de Raad van State nu dat deze uitzondering op het afvalstoffenbegrip ook in de Freja Crux-zaak aan de orde is. Dat was ook te verwachten. Immers in beide zaken gaat het om een partij die niet aan de overeenkomst beantwoordt en daarom wordt geretourneerd tegen teruggave van de aankoopprijs.

Hierbij maakt het volgens de Raad van State niet uit of de partij stookolie in overeenstemming was met de standaard voor stookolie (ISO 8217) en of de partij geschikt was om zonder bewerking weer terug op de markt te brengen, bijvoorbeeld door verkoop aan een ander schip dat de stookolie wel als brandstof kan gebruiken. Ook als hergebruik van de off spec partij niet mogelijk is, ook niet na vermenging met een andere partij brandstof, kan dat kennelijk volgens de Raad van State onder de overeenkomst worden teruggegeven zonder dat de partij daarmee een afvalstof wordt. Het Hof van Justitie had dat in de Shell-uitspraak nog in het middel gelaten. De Raad van State geeft hier dus een belangrijke nadere uitwerking ten opzichte van de Shell-uitspraak.

Zodra de off spec partij is geretourneerd aan de leverancier wordt het relevant of de partij nog kan op de markt kan worden gebracht en zo ja welke behandeling daarvoor benodigd is. In de Shell-zaak heeft het Hof van Justitie uitgemaakt dat indien de partij door de leverancier is teruggenomen met als doel (eenvoudige) bewerking door menging en het terugbrengen op de markt, er ook dan geen sprake is van een afvalstof. De leverancier hoeft de off spec partij dan niet als afvalstof af te voeren. Het Hof vereist wel dat het hergebruik van de partij diesel niet slechts mogelijk, maar zeker is zonder dat vooraf één van de in de Europese regels aangewezen vormen van nuttige toepassing moet worden benut. Zie voor een nadere toelichting op dit onderdeel van de Shell-uitspraak mijn eerdere blog.

Anders dan bij de Shell-zaak was deze vervolgvraag bij de Freja Crux niet aan de orde. De Raad van State gaat daarom voorbij aan de discussie tussen partijen of de partij stookolie door de leverancier zonder nadere bewerking verhandelbaar is als brandstof voor andere schepen.

Gevolgen voor Nederlandse praktijk
Tot op heden traden de Nederlandse autoriteiten (het openbaar ministerie en de Inspectie Leefomgeving en Transport) streng op tegen het retourneren van off spec brandstoffen aan de leverancier die de partij beoogt te bewerken en weer terug op de markt te brengen. In mijn eerdere blog stelde ik dat deze strenge aanpak gelet op de Shell-zaak op de helling gaat. De recente uitspraak van de Raad van State bevestigt dat. Voor strafrechtelijke of bestuursrechtelijke handhaving is in dergelijke kwesties – binnen de door het Hof van Justitie en de Raad van State gestelde kaders – geen plaats. Uiteraard geldt dat niet voor het bewust wegmengen van afvalstoffen in stookolie: dat blijft onverminderd illegaal en daarop kan onverminderd worden gehandhaafd. De praktijk zal uitwijzen hoe de Nederlandse autoriteiten zich in het vervolg zullen opstellen.

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Erik Dans of plaats een reactie hieronder. Wilt u proactief op de hoogte gehouden worden over onze blogs? Volg ons dan op Twitter en op LinkedIn.