Deze pagina is opgeslagen in de Recht.nl cache op 18/04/2014 om 12:04

e-Newsletters




Update Vennootschap & Onderneming




De invloed van de redelijkheid en billijkheid en het vennootschappelijk belang bij een joint venture17 April 2014
Deze newsletter is verstuurd door NautaDutilh
 
 Tweet Linkedin Tell a friend  Print article

De invloed van de redelijkheid en billijkheid en het vennootschappelijk belang bij een joint venture

HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:797, 799, 804 en 808 (Cancun Holding II)     

Deze uitspraak maakt duidelijk dat bestuurders en aandeelhouders van een joint venture vennootschap zich ervan bewust moeten zijn dat niet alleen een minderheidsaandeelhouder maar ook een gelijkwaardige joint venture partner tamelijk vergaande bescherming kan ontlenen aan de redelijkheid en billijkheid. Dat geldt in ieder geval bij (dreigende) wijzigingen in zeggenschapsverhoudingen.

Bestuurders en aandeelhouders van een joint venture-vennootschap kunnen niet altijd varen op een aandeelhoudersovereenkomst en het ontbreken van specifieke bepalingen daarin ter bescherming van de zeggenschapspositie van aandeelhouders. De in acht te nemen redelijkheid en billijkheid en daaruit voortvloeiende zorgvuldigheidsnormen kunnen ertoe nopen - ondanks het ontbreken van daartoe strekkende bepalingen - aandacht te besteden aan due process en transparantie. Dit geldt in het bijzonder indien er aanwijzingen zijn dat de joint venture-partners hebben gestreefd naar gelijkwaardigheid.

Achtergrond van de zaak

In een joint venture (een B.V.) met twee 50%-aandeelhouders (A en B) treedt een derde (C) toe met een 7%-belang; de belangen van de oorspronkelijke joint venture-partners verwateren evenredig. Op dat moment waren er al rimpelingen in de samenwerking. Later, de verhoudingen tussen A en B zijn dan verstoord, trekt A de zeggenschap naar zich toe door overname van het 7%-belang van C, zonder dat A en C daar B vooraf over informeren. Op grond van de aandeelhoudersovereenkomst waren overdrachten tussen aandeelhouders vrij. B, de partner die zeggenschap verliest, maakt het bestuur van de joint venture-vennootschap hiervan een verwijt. Dit verwijt en andere verwijten leiden tot een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer. Deze komt tot het oordeel dat er sprake is geweest van wanbeleid. In cassatie blijft dit oordeel in stand. De Hoge Raad wijdt in zijn uitspraak enkele belangrijke overwegingen aan de invloed van de redelijkheid en billijkheid en het vennootschappelijk belang bij joint ventures.

Het vennootschappelijk belang van de joint venture

In cassatie was aangevoerd dat het belang van de joint venture grotendeels samenviel met de belangen van de aandeelhouders. Daarvan was ook de Ondernemingskamer uitgegaan. Volgens de Hoge Raad is die gedachte niet juist. Hij stelt voorop dat het vennootschapsbelang in de regel vooral bepaald wordt door "het bevorderen van het bestendige succes van de onderneming". Na deze algemene constatering overweegt de Hoge Raad specifiek voor joint ventures dat het belang van de vennootschap wordt bepaald door de aard en inhoud van de tussen de aandeelhouders overeengekomen samenwerking. Belangwekkender is wat hij daarna zegt over de verhouding tussen de aandeelhouders:

"De aard en inhoud van het samenwerkingsverband in een joint venture-vennootschap waarin de aandeelhouders een gelijkwaardig aandeel hebben, kunnen meebrengen dat (ook) het vennootschapsbelang is gebaat bij continuering van evenwichtige verhoudingen tussen de aandeelhouders; dit kan betekenen dat de verhoudingen tussen de aandeelhouders niet verder mogen veranderen dan in het licht van de omstandigheden geboden is."

Niet eerder heeft de Hoge Raad zich hierover in deze zin uitgelaten. Uit de rechtspraak blijkt wel dat een aandeelhoudersovereenkomst vennootschapsrechtelijke werking kan hebben. Dat betekent dat handelen in strijd met de overeenkomst gevolgen kan hebben voor de vennootschappelijke besluitvorming. Met deze uitspraak wordt de vennootschapsrechtelijke werking van een aandeelhoudersovereenkomst uitgebreid.

Bestuur

Op het bestuur van een joint venture rust volgens de Hoge Raad een bijzondere zorgplicht waar het gaat om wijzigingen in de zeggenschapsverhouding tussen de joint venture-partners. Vertrekpunt van zijn redenering is dat het bestuur zorgvuldigheid moet betrachten met betrekking tot de belangen van al degenen die bij de vennootschap en haar onderneming zijn betrokken en dat het bestuur bij het dienen van het vennootschapsbelang ervoor zorg draagt dat daardoor de belangen van alle betrokkenen niet onnodig of onevenredig worden geschaad. Dit vloeit voort uit art. 2:8 BW, waarin is bepaald dat de betrokkenen bij de vennootschap zich jegens elkaar moeten gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Vervolgens overweegt de Hoge Raad, toegespitst op joint ventures:

"Zoals ook voortvloeit uit hetgeen hiervoor […] is overwogen, kan de verplichting van bestuurders van een joint venture-vennootschap om jegens de aandeelhouders de nodige zorgvuldigheid te betrachten, een bijzondere zorgplicht meebrengen met betrekking tot de positie van een aandeelhouder wiens belang is verwaterd of (verder) dreigt te verwateren."

Meer in het bijzonder had het bestuur zich volgens de Hoge Raad niet afzijdig mogen houden bij de overdracht van het 7%-belang. Bovendien had het bestuur aandeelhouder B, die hierdoor een minderheidsbelang ging houden, vooraf op de hoogte moeten stellen van de voorgenomen overdracht. De Hoge Raad laat verder in het midden wat B met de informatie over de voorgenomen overdracht had kunnen doen. Dat is opmerkelijk, omdat daarover in cassatie wel geklaagd was, met verwijzing naar de aandeelhoudersovereenkomst die niet aan de overdracht in de weg stond.

Het voorgaande wordt niet anders in gevallen waarin het bestuur in een zekere mate van afhankelijkheid verkeert ten opzichte van de aandeelhouders. Volgens de Hoge Raad is niet van belang of het bestuur is benoemd door of op voordracht van de vergadering van aandeelhouders van een bepaalde soort of aanduiding. Evenmin is van belang of aandeelhouders nauw betrokken zijn bij de joint venture en of er een instructierecht dan wel feitelijke instructiemacht bestaat.

Aandeelhouders

Niet alleen het bestuur, maar ook de aandeelhouders zelf zijn gebonden aan de eisen van de redelijkheid en billijkheid, zoals neergelegd in art. 2:8 BW. De Ondernemingskamer had geoordeeld dat de overdracht van het 7%-belang door C aan A in strijd was met de redelijkheid en billijkheid die zij als aandeelhouders ten opzichte van hun medeaandeelhouder B in acht behoorden te nemen, omdat zij hiermee heimelijk afbreuk deden aan de beoogde aandeelhoudersgelijkheid. In cassatie werd de vraag aan de orde gesteld op welke grond aandeelhouders verplicht zouden zijn de oorspronkelijke 50/50-verhouding te herstellen. De Hoge Raad (re)pareert dit door te wijzen op de omstandigheden die de Ondernemingskamer daarbij in aanmerking had genomen, te weten: dat ook na de toetreding van de C de gelijkwaardigheid van de oorspronkelijke joint venture-partners A en B was gehandhaafd, dat aan de over te dragen aandelen van C specifieke zeggenschapsrechten waren verbonden, en dat sprake was van een conflict tussen de oorspronkelijke partners A en B.

Lessen voor de praktijk

Deze uitspraak maakt duidelijk dat bestuurders en aandeelhouders van een joint venture-vennootschap zich ervan bewust moeten zijn dat niet alleen een minderheidsaandeelhouder maar ook een gelijkwaardige joint venture partner tamelijk vergaande bescherming kan ontlenen aan de redelijkheid en billijkheid die bestuur en aandeelhouders op grond van art. 2:8 BW jegens elkaar en onderling in acht moeten nemen. Dat geldt in ieder geval bij (dreigende) wijzigingen in zeggenschapsverhoudingen.

Bestuurders en aandeelhouders van een joint venture-vennootschap kunnen niet altijd varen op een aandeelhoudersovereenkomst en het ontbreken van specifieke bepalingen daarin ter bescherming van de zeggenschapspositie van aandeelhouders. De in acht te nemen redelijkheid en billijkheid en daaruit voortvloeiende zorgvuldigheidsnormen kunnen ertoe nopen - ondanks het ontbreken van daartoe strekkende bepalingen - aandacht te besteden aan due process en transparantie. Dit geldt in het bijzonder indien er aanwijzingen zijn dat de joint venture-partners hebben gestreefd naar gelijkwaardigheid. 


Contact

Freerk Vermeulen (T: +31 20 71 71 885)
Gosse Oosterhoff (T: +31 20 71 71 564)
Jos Beckers (T: +31 20 71 71 545)

Top