Dit blog is in samenwerking geschreven door Merel Holtkamp en Hugo Doornhof

Op 25 maart 2014 is het voor gemeenten belangrijke wetsvoorstel Wijziging Wet gemeenschappelijke regelingen door de Tweede Kamer aangenomen. Het wetsvoorstel voorziet onder meer in de invoering van de bedrijfsvoeringsorganisatie en ligt nu bij de Eerste Kamer ter beoordeling voor. Hierna worden drie in het oog springende onderwerpen uit het wetsvoorstel besproken.

Drie belangrijke veranderingen
Het wetsvoorstel brengt onder meer een drietal belangrijke veranderingen mee:

1.    Geen verwijzing meer naar oude Gemeentewet
Bij brief van 26 mei 2004 heeft het toenmalige kabinet besloten het intergemeentelijke bestuursmodel van vóór de dualisering te handhaven in de Wgr. Met de vangnetbepaling van artikel 33 en de ‘bevriesbepaling’ van artikel 136 Wgr werd voorkomen dat de regels van de Gemeentewet van na de dualiseringsoperatie van toepassing waren op de Wgr.

Met het recent door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel tot wijziging van de Wgr wordt voorkomen dat nog langer verwezen wordt naar bepalingen van de Gemeentewet die al 11 jaar niet meer gelden; de Wgr regelt nu zelfstandig de organisatie van een gemeenschappelijk openbaar lichaam en de vangnetfunctie van artikel 33 is niet meer nodig. De Wgr is hiermee een stuk leesbaarder geworden.

2.    Invoering bedrijfsvoeringsorganisatie
De Wijzigingswet introduceert een nieuwe samenwerkingsvorm: de bedrijfsvoeringsorganisatie. Voordeel van deze samenwerkingsvorm is dat geen compleet openbaar lichaam hoeft te worden opgetuigd, maar dat het orgaan wél beschikt over rechtspersoonlijkheid. Het bestuur van het geïntroduceerde lichte samenwerkingslichaam bestaat uit slechts één orgaan, waar in beginsel wethouders uit de deelnemende gemeenten zitting in hebben. Hiermee kan dus een hoop bestuurlijke drukte worden voorkomen, nu een interne verantwoordingsplicht ontbreekt en daarom minder mensen, documenten en vergaderingen nodig zijn.

De belangrijkste beperking aan een bedrijfsvoeringsorganisatie is dat hieraan uitsluitend bedrijfsvoerings- en andere uitvoerende taken mogen worden toegekend. Daarmee biedt deze nieuwe samenwerkingsvorm zonder interne controle geen soelaas voor Wgr-samenwerking waar het bijvoorbeeld gaat om de drie in uitvoering zijnde decentralisaties (jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning, participatie).

3.    Versterking positie gemeenteraad
In het nieuwe artikel 34b wordt geregeld dat het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan uiterlijk op 15 april van het lopende jaar de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor het volgende begrotingsjaar aanbiedt aan de gemeenteraden. Hiermee worden de begrotingscycli van de gemeenschappelijke openbare lichamen en de deelnemende gemeenten beter op elkaar afgestemd. Daarnaast wordt de termijn voor het geven van zienswijzen op de ontwerpbegroting verlengd van zes weken naar acht weken waardoor de raden meer tijd hebben om hun zienswijze voor te bereiden en op elkaar af te stemmen.

Heeft u naar aanleiding van het hiervoor gestelde vragen? Neem dan gerust contact op met Hugo Doornhof of Merel Holtkamp of plaats een reactie hieronder. Wilt u proactief op de hoogte gehouden worden over onze blogs? Volg ons dan op Twitter en op LinkedIn.