Deze pagina is opgeslagen in de Recht.nl cache op 09/05/2014 om 13:05

Pot Jonker Advocaten Haarlem - Bestuurs- en overheidsrecht: Betoog onuitvoerbaarheid bestemmingsplan loopt stuk op relativiteitsvereiste





Netlaw

Pot Jonker Advocaten N.V. is gevestigd te Haarlem en ingeschreven in het handelsregister onder nummer 34272986

BTW-nr. 8179.45.350.B.01

Laatste nieuws


Bestuurs- en overheidsrecht: Betoog onuitvoerbaarheid bestemmingsplan loopt stuk op relativiteitsvereiste

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moet een bestemmingsplan uitvoerbaar zijn. Een beroep op de onuitvoerbaarheid van een bestemmingsplan kan leiden tot de vernie-tiging van dat plan. In twee recente uitspraken heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) echter geoordeeld dat de norm dat het bestemmingsplan uitvoerbaar moet zijn niet strekt tot de bescherming van de belangen van de desbetreffende appellanten.

In AbRS 15 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:75 betoogde appellant (een bedrijf, Flamco) dat verzuimd was een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (de Ffw) aan te vragen. Volgens Flamco was er een reële kans dat de ontheffing niet verleend zou worden, gezien de strenge eisen met de betrekking tot de in het plangebied aanwezige vleermuissoorten. Ook in AbRS 5 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:351 deden appellanten (particulieren) in het kader van hun betoog omtrent de onuitvoerbaarheid van het bestemmingsplan een beroep op het feit dat van strijdigheid met de Flora- en faunawet sprake was.

 

Normen uit wetgeving die algemene belangen beschermen, zoals het behoud van natuur of monumentenzorg beogen niet de belangen van particulieren en bedrijven te beschermen. Een beroep op strijdigheid met deze normen zal daarom ingevolge het relativiteitsvereiste buiten beschouwing gelaten moeten worden (zie ten aanzien van de Monumentenwet AbRS 12 juni 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1859). Soms kan dit anders zijn. In meerdere uitspraken (zie bijvoorbeeld AbRS 28 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:964) oordeelde de Afdeling dat de belangen van omwonenden bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving zo verweven kunnen zijn met de algemene belangen die (in casu) de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) beoogt te beschermen, ‘dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Nbw 1998 kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen.’

 

In de genoemde uitspraken van 15 januari en 5 februari 2014 was het betoog, als gezegd van een andere aard: men deed een beroep op de norm dat een bestemmingsplan uitvoerbaar moet zijn. Ter ondersteuning van het betoog dat het bestemmingsplan niet uitvoerbaar zou zijn, werd in beide zaken vervolgens aangevoerd dat verzuimd was een ontheffing op grond van de Ffw aan te vragen, dat deze ontheffing wel nodig zou zijn, en dat de ontheffing waarschijnlijk niet verleend zou worden. De vaststelling van een bestemmingsplan dat (vermoedelijk) niet uitvoerbaar is, komt in strijd met de algemene norm van een goede ruimtelijke ordening (artikel 3.1 Wro) alsmede het rechtszekerheidsbeginsel. Duidelijk is dat deze normen mede (kunnen) strekken ter bescherming van de belangen van omwonenden of bedrijven. Gesteld zou dan ook kunnen worden dat in de hier genoemde gevallen is voldaan aan het relativiteitsvereiste.

 

De Afdeling kiest echter voor een andere, meer genuanceerde benadering. Zij begint met een overweging die ze al eerder gemaakt heeft (AbRS 19 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA3666): het is niet op voorhand uitgesloten dat de Ffw met de bescherming van diersoorten tevens bescherming biedt aan de het belang van een goede kwaliteit van de directe leefomgeving van omwonenden. Helaas voor Flamco oordeelt de Afdeling vervolgens dat dit geval zich in deze zaak, ‘gelet op het feit dat belang van Flamco gelegen is in haar bedrijfsbelang’, niet voor. Het betoog van Flamco kan ingevolge het relativiteitsvereiste niet leiden tot vernietiging van het plan. Eenzelfde uitkomst had de zaak van 5 februari 2014. Ook daar oordeelde de Afdeling dat ‘een redelijke toepassing van het relativiteitsvereiste’ met zich brengt dat belanghebbenden die zich niet kunnen beroepen op de normen van de Flora- en faunawet omdat die normen kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen, zich evenmin op die normen kunnen beroepen ten betoge dat het bestemmingsplan niet uitvoerbaar is.

 

De kans om via een achterdeur het relativiteitsvereiste te omzeilen lijkt hiermee kleiner te zijn geworden. Wie een beroep doet op de onuitvoerbaarheid van een bestemmingsplan wegens strijd met bepaalde regels, zal moeten kunnen aantonen beschermd te worden door deze regels – althans, deze regels moeten de kennelijke strekking hebben degene te beschermen die daar een beroep op doen. De norm dat een bestemmingsplan uitvoerbaar moet zijn is kennelijk niet voldoende.

 

Mr. W.P. (Wim) Boor, para Legal, en mr. R.D. (Robbert) Boesveld, advocaat, Pot Jonker Advocaten.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Robbert Boesveld (tel. 023 – 553 02 30, boesveld@potjonker.nl) of één van de andere advocaten van de sectie Bestuurs- en overheidsrecht van Pot Jonker Advocaten.

 


 

 

Bericht geplaatst mei 2014
 

 


|
Terug naar overzicht