U bent hier: Home > Arbeidsovereenkomst > De Nederlandse Staat handelt niet onrechtmatig door gebruik te maken van een payrollconstructie
De Nederlandse Staat handelt niet onrechtmatig door gebruik te maken van een payrollconstructie

De Nederlandse Staat handelt niet onrechtmatig door gebruik te maken van een payrollconstructie

Werknemers in dienst van een payrollonderneming wenden zich de laatste tijd in toenemende mate tot de rechter met het verzoek aan de rechter vast te stellen dat zij een arbeidsovereenkomst met hun feitelijk werkgever hebben. De werknemer in deze zaak (rechtbank Den Haag 23 oktober 2014, JAR 2014,117) ging echter nog een stapje verder en stelde zich op het standpunt dat de Nederlandse Staat jegens hem onrechtmatig had gehandeld door hem bij aanvang van zijn werkzaamheden niet aan te stellen als ambtenaar maar hem via een payrollonderneming in te huren. 

De feiten

In 2006 solliciteert de werknemer naar een functie bij SenterNovem, een orgaan van de Nederlandse Staat. In de advertentie voor deze functie staat vermeld dat een eventuele indiensttreding zal volgen bij een derde. Na de selectieprocedure positief doorlopen te hebben, treedt de werknemer per 1 januari 2007 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst bij BDG, een payrollonderneming. In de arbeidsovereenkomst staat vermeld dat de werknemer zal worden ingeschakeld voor de functie van adviseur bij SenterNovem.

Ten gevolge van een forse krimp van de werkzaamheden, beëindigt SenterNovem per 1 april 2011 het inleencontract met de payrollonderneming. Hierna verricht de werknemer geen werkzaamheden meer voor SenterNovem. De arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en de payrollonderneming wordt vervolgens met ingang van 1 januari 2012 beëindigd.

De werknemer vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat de Staat jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door hem per 1 januari 2007 niet als ambtenaar aan te stellen maar hem via een payrollonderneming in te huren. Daardoor zou hij, o.a. in het kader van zijn ontslag, ongelijk behandeld zijn in vergelijking tot zijn collega’s die wel de ambtenarenstatus hadden.

Het oordeel van de rechtbank 

De rechtbank wijst de vordering van de werknemer kort en krachtig af. Volgens de rechtbank is er geen rechtsregel die meebrengt dat het gebruik van de payrollconstructie ten gronde onrechtmatig zou zijn. Zij verwijst hiervoor onder meer naar het feit dat door de Tweede Kamer is aanvaard dat een deel van het personeelsbestand van de Rijksoverheid uit flexibele arbeidskrachten (waaronder ingeleende arbeidskrachten) mag bestaan. Ook internationale verdragen verhinderen de gebruikmaking van een payrollconstructie niet, aldus de rechtbank. Van een ongelijke behandeling is geen sprake daar de situaties niet vergelijkbaar zijn.

Reactie

Volgens de rechtbank is payrolling derhalve niet in strijd met het recht. Het feit dat in bepaalde gevallen in de rechtspraak is beslist dat door een payrollconstructie heengekeken moet worden, betekent niet dat gebruikmaking van een payrollconstructie (überhaupt) onrechtmatig zou zijn.

Wilt u als werknemer of werkgever advies over payrolling, neem dan contact op met een van onze advocaten.

 

  • LinkedIn
  • Facebook
  • Twitter
  • Google Plus
  • del.icio.us
  • email
  • PDF
  • Print
Naar boven scrollen