Burger heeft recht om vergeten te worden
De exploitant van een internetzoekmachine is verantwoordelijk voor de door hem verrichte verwerking van persoonsgegevens die worden weergegeven op de door derden gepubliceerde webpagina’s. Wanneer na een zoekopdracht op de naam van een persoon de resultatenlijst een koppeling weergeeft naar een webpagina die informatie over de betrokkene bevat kan de betrokkene zich rechtstreeks tot de exploitant richten met het verzoek deze koppeling van de resultatenlijst te verwijderen, zo heeft het HvJEU bepaald in de zaak C-131/12. Wanneer de exploitant geen gevolg geeft aan zo’n verzoek kan hij zich richten tot de bevoegde autoriteiten.
Het Europees Hof van Justitie deed 13 mei jongstleden uitspraak in de Google-zaak. In zijn arrest stelt het Hof vast dat door geautomatiseerd, onophoudelijk en systematisch op het internet te zoeken naar aldaar gepubliceerde informatie, de exploitant van een zoekmachine gegevens ‘verzamelt’. Dit zoeken valt daarmee onder Richtlijn 95/46/EG (PB L 281) die tot doel heeft om bij de verwerking van persoonsgegevens de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen te beschermen en daarbij tegelijkertijd belemmeringen voor het vrije verkeer van die gegevens op te heffen.
Het Hof is bovendien van oordeel dat de exploitant deze gegevens ‘opvraagt’, ‘vastlegt’ en ‘ordent’ in het kader van zijn indexeringsprogramma’s voordat hij ze ‘bewaart’ op zijn servers en ze in voorkomend geval ‘verstrekt aan’ en ‘ter beschikking stelt van’ zijn gebruikers in de vorm van resultatenlijsten. Deze verrichtingen, die uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk in de richtlijn worden vermeld, moeten als ‘verwerking’ worden gekwalificeerd, ongeacht de omstandigheid dat de exploitant van de zoekmachine deze verrichtingen ongewijzigd op andere informatie dan persoonsgegevens toepast. Het Hof brengt bovendien in herinnering dat de door de richtlijn beoogde verrichtingen als verwerking moeten worden gekwalificeerd, zelfs wanneer zij uitsluitend informatie betreffen die reeds als zodanig in de media is gepubliceerd.
Het Hof benadrukt dat een door een exploitant verrichte verwerking van persoonsgegevens elke internetgebruiker in staat stelt om, wanneer hij op de naam van een natuurlijke persoon zoekt, via de resultatenlijst een gestructureerd overzicht te krijgen van de over deze persoon op het internet beschikbare informatie. Deze informatie heeft potentieel betrekking op tal van aspecten van het privéleven, die zonder de zoekmachine niet of slechts zeer moeilijk met elkaar in verband hadden kunnen worden gebracht. De internetgebruikers kunnen aldus een min of meer gedetailleerd profiel opstellen van de personen waarop is gezocht. Overigens is de inmenging in de rechten van de betrokkene des te groter door de belangrijke rol van internet en zoekmachines in de moderne samenleving, waardoor de informatie in de resultatenlijsten overal beschikbaar wordt. Gelet op de potentiële ernst van een dergelijke inmenging, kan zij volgens het Hof niet worden gerechtvaardigd door louter het economisch belang van de exploitant van de zoekmachine bij de gegevensverwerking.
Voor zover de verwijdering van koppelingen uit de resultatenlijst, stelt het Hof vast dat naargelang de betrokken informatie gevolgen kan hebben voor het gerechtvaardigde belang van internetgebruikers die potentieel toegang tot de betrokken informatie willen krijgen, naar een juist evenwicht moet worden gezocht tussen met name dit belang en de grondrechten van de betrokkene, in het bijzonder het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens. De rechten van de betrokkene hebben in de regel weliswaar tevens voorrang op dit belang van de internetgebruikers, maar dit evenwicht kan echter in bijzondere gevallen afhangen van de aard van de betrokken informatie en de gevoeligheid ervan voor het privéleven van de betrokkene en van het belang dat het publiek erbij heeft om over deze informatie te beschikken, wat met name wordt bepaald door de rol die deze persoon in het openbare leven speelt.
Aangaande de vraag of de betrokkene op grond van de richtlijn kan verlangen dat koppelingen naar webpagina’s van een dergelijke resultatenlijst worden verwijderd omdat hij wenst dat de daarop over hem beschikbare informatie na zekere tijd wordt ‘vergeten’, merkt het Hof op dat indien na een verzoek van de betrokkene is vastgesteld dat de opneming van deze koppelingen in de resultatenlijst thans onverenigbaar is met de richtlijn, de in deze lijst weergegeven informatie en koppelingen moeten worden gewist. Het is zelfs mogelijk dat een aanvankelijk rechtmatige verwerking van juiste gegevens na verloop van tijd niet langer met deze richtlijn verenigbaar is wanneer, gelet op het geheel van de omstandigheden van de concrete zaak, deze gegevens ontoereikend, niet of niet meer ter zake dienend of bovenmatig zijn ten aanzien van het doel waarvoor zij zijn verwerkt en de verstreken tijd.
Door het arrest kan in principe elke Europese burger dergelijke verzoeken rechtstreeks aan de exploitant van de zoekmachine richten, welke vervolgens naar behoren de gegrondheid van deze verzoeken moet onderzoeken. Is de klacht gegrond, dan dient de link te worden verwijderd.