DCSIMG

 

Zorgverzekeraar mag vrije artsenkeuze niet belemmeren

Den Haag ,

Pagina-inhoud
De Hoge Raad heeft vandaag beslist dat een zorgverzekeraar de vergoeding onder een naturapolis niet zo laag mag vaststellen dat het de verzekerde belemmert in de vrije keuze van een zorgaanbieder. Dit betreft de huidige wettelijke regeling.
 
Deze uitspraak is gedaan in een kort geding tussen zorgverzekeraar CZ en Momentum. Momentum is een instelling voor ambulante tweedelijns geestelijke gezondheidszorg, waaronder verslavingszorg. De door Momentum aangeboden zorg valt onder het basispakket  van de zorgverzekering. Het overgrote deel van haar patiënten heeft een naturaverzekering, die recht geeft op zorg bij zorgaanbieders die door de zorgverzekeraar zijn gecontracteerd. Momentum heeft echter niet zo’n contract met CZ gesloten.
Artikel 13 van de Zorgverzekeringswet bepaalt voor dergelijke gevallen dat een verzekerde toch recht heeft op “een door de zorgverzekeraar te bepalen vergoeding”.
CZ heeft in haar polisvoorwaarden voor 2013 bepaald dat verzekerden die tweedelijns geestelijke gezondheidszorg betrekken bij een niet door CZ gecontracteerde zorgaanbieder, recht hebben op een vergoeding van 50% van het marktconforme tarief.
 
Volgens Momentum is de vergoeding van 50% onrechtmatig, omdat een vergoeding op grond van de Zorgverzekeringswet niet zo laag mag zijn dat dit de vrije artsenkeuze van verzekerden onder een naturapolis in de weg staat. Volgens CZ laat artikel 13 Zorgverzekeringswet de zorgverzekeraar geheel vrij bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding.
 
De Hoge Raad oordeelt dat het standpunt van CZ onjuist is. Bij de totstandkoming van de Zorgverzekeringswet is uitdrukkelijk tot uitgangspunt genomen dat de in artikel 13 bedoelde vergoeding niet zo laag mag zijn dat dit de vrije artsenkeuze belemmert. Volgens de wetgever vloeit dit voort uit rechtspraak van het Europese Hof van Justitie. Hoewel CZ terecht aanvoert dat dit uitgangspunt  niet uit Europese rechtspraak kan worden afgeleid, heeft de wetgever ook om andere redenen hieraan vastgehouden. De wetgever heeft namelijk enerzijds door artikel 13 Zorgverzekeringswet de kosten van de zorg willen beheersen, maar anderzijds de vrije artsenkeuze bij een naturapolis in bepaalde mate willen waarborgen.
Volgens de Hoge Raad brengt artikel 13 Zorgverzekeringswet daarom mee dat de vergoeding onder een naturapolis voor zorg door een niet-gecontracteerde zorgaanbieder, niet zo laag mag zijn dat dit de vrije artsenkeuze belemmert.
 
 
Op dit moment vindt politieke en maatschappelijke discussie plaats naar aanleiding van een wetsvoorstel waarin (onder meer) de vrije artsenkeuze in artikel 13 Zorgverzekeringswet wordt beperkt. De uitkomst van deze discussie staat nog niet vast. Zolang artikel 13 Zorgverzekeringswet niet is gewijzigd, mag de vergoeding onder een naturapolis niet zo laag zijn dat de vrije artsenkeuze wordt belemmerd.
 
Daarom blijft de beslissing van het hof in dit kort geding overeind. Het hof had geoordeeld dat een vergoeding van slechts 50% de vrije keuze van naturaverzekerden voor een zorgaanbieder in de tweedelijns geestelijke gezondheidszorg die geen contract met CZ heeft (zoals Momentum), te zeer belemmert. De door het hof opgelegde voorlopige maatregel dat CZ voor deze zorg het in 2012 geldende tarief van 75% moet hanteren, blijft dus in stand.