U bent hier: Home > Ondernemingsrecht > Hoever strekt decharge?
Hoever strekt decharge?

Hoever strekt decharge?

Indien aan een directeur van een B.V. decharge wordt verleend, resulteert  dit in een ontslag uit de  aansprakelijkheid van de directeur jegens de B.V. (de zogenaamde interne aansprakelijkheid).
De term “decharge” is in de praktijk ontstaan en heeft geen wettelijke grondslag. In de literatuur en rechtspraak is dit begrip nader ingevuld.Zo ook in de uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 18 juni 2014. De situatie was hier als volgt: BV X heeft drie aandeelhouders-rechtspersonen, die tevens bestuurders van BV X zijn. In maart 2011 zijn de aandeelhouders van BV X overeengekomen dat aandeelhouder Y haar aandelen overdraagt aan de beide andere aandeelhouders en tevens zal aftreden als bestuurder van BV X. In het aandeelhoudersbesluit van 14 maart 2011 is onder meer opgenomen dat ontslag wordt verleend aan Y als bestuurder van BV X, onder decharge van het door hem tot 14 maart 2011 gevoerde bestuur, voorzover het gevoerde bestuur uit de boeken van BV X blijkt. Dit besluit is in het bijzijn van een notaris door de aandeelhouders ondertekend.

Vervolgens wordt Y door BV X aansprakelijk gesteld op grond van artikel 2:9 Burgerlijk Wetboek (onbehoorlijke taakvervulling) en artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (onrechtmatige daad). BV X stelt dat Y van 2008 tot en met 2010 ten behoeve van zichzelf ruim € 143.000 aan BV X heeft onttrokken. Y beroept zich op de verleende decharge in het aandeelhoudersbesluit van 14 maart 2011. Dit brengt volgens Y met zich mee dat BV X afstand heeft gedaan van ieder vorderingsrecht jegens  hem uit hoofde van onbehoorlijk bestuur. BV X is van mening dat de verleende decharge zich niet uitstrekt over de door X gedane onttrekkingen.
Volgens de rechtbank is in geschil de uitleg van de dechargebepaling zoals opgenomen in het aandeelhoudersbesluit van 14 maart 2011. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt de bedoeling van partijen als uitgangspunt voor de uitleg van een bepaling. De rechtbank zal moeten nagaan welke zin partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepaling mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het Haviltex-criterium). Daarbij kan gewicht worden toegekend aan de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van de bewoordingen van de bepaling (Hoge Raad 5 april 2013). De rechtbank geeft aan dat een taalkundige/grammaticale uitleg hier voor de hand ligt aangezien het gaat om een zakelijke overeenkomst tussen professionele partijen, die daarbij advies van een notaris hebben ingeschakeld. Dit brengt met zich mee dat de decharge zich mede uitstrekt over de gedane betalingen aan Y. Aangezien deze uitleg niet overeenkomst met de door BV X bepleite uitleg, dient vervolgens te worden beoordeeld of BV X voldoende heeft gesteld om tot tegenbewijs te worden toegelaten. De rechtbank oordeelt dat  BV X onvoldoende heeft gesteld dat de decharge geen betrekking zou hebben op de gedane onttrekkingen. De rechtbank heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat alle betalingen in de boekhouding van BV X zijn verwerkt en dat BV X op de hoogte was van de betalingen en ook – in ieder geval in grote lijnen – van de omvang.

De conclusie van de rechtbank is dat door de aandeelhoudersvergadering van BV X decharge is verleend voor het gevoerde bestuur, met inbegrip van de door Y gedane betalingen. De vorderingen van BV X worden afgewezen.

 

  • LinkedIn
  • Facebook
  • Twitter
  • Google Plus
  • del.icio.us
  • email
  • PDF
  • Print
Naar boven scrollen