De nieuwe arbitragewet
7 oktober 2014, auteur Marijn Heemskerk
De kogel is door de kerk. Per 1 januari 2015 treedt de nieuwe arbitragewet in werking.
Niet over één nacht ijs
De wetgever ging niet over één nacht ijs. In 2005 presenteerde de zogenaamde commissie Van den Berg een particulier voorstel voor een herziene arbitragewet. Aan dit voorstel werd een symposium en een special van het Tijdschrift voor Arbitrage gewijd. Er werd, hoe kan het ook anders met advocaten, driftig gediscussieerd en gepubliceerd over allerlei aspecten van het voorstel. Maar, hoewel naar het voorstel werd verwezen in verschillende gerechtelijke procedures, de Hoge Raad vond het te ver gaan om aan het (volgens het Hof Den Haag) “overigens prijzenswaardige particuliere initiatief” anticiperende werking te verlenen (HR 5 december 2008 (Güris/Bursa)). Het wachten was dus op de wetgever.
Die kwam na een tijd van wat angstvallige stilte in actie en presenteerde in 2011 een concept wetsvoorstel, die in een zogenaamde ‘expert meeting’ werd behandeld. Na de benodigde aanpassingen werd in maart 2012 een wetsvoorstel ter internetconsultatie gepubliceerd, waarbij belanghebbenden ‘uit het veld’ hun zegje konden doen over het voorstel. Adviezen werden onder andere gegeven door de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, de Adviescommissie burgerlijk procesrecht en de Raad voor de Rechtspraak. Er volgden een aantal gewijzigde voorstellen van wet en in mei 2014 was het dan zover: de Eerste Kamer deed het stuk af als een hamerstuk. Daarmee was de nieuwe wet een feit.
De wet
Naast wat wijzigingen in Boek 3 (verjaring), Boek 6 (arbitrage en consument) en Boek 10 (toepasselijk recht op arbitragebeding; arbitrage en staatspartij) van het Burgerlijk Wetboek gaat voornamelijk het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (“Rv”) op de schop. Het Vierde Boek van Rv is immers geheel gewijd aan (de procesregels toepasselijk op) arbitrages.
Volgens de Parlementaire Geschiedenis dient de wet drie hoofddoelen.
Allereerst modernisering van de bestaande arbitragewet. Die was in 1986 een moderniteit, maar inmiddels wat verouderd. Zo is elektronisch procederen (tot op zekere hoogte) mogelijk gemaakt (art. 1072 b Rv) en de verwijzing naar ‘goede mannen naar billijkheid’ vervangen door ‘goede personen naar billijkheid’ (art. 1054 lid 3 Rv).
Voorts is de nieuwe arbitragewet onderdeel van de ‘Innovatieagenda Rechtsbestel’ van de overheid. In dit kader zag de wetgever voornamelijk een vereenvoudiging van de wet voor zich. Of de wetgever daarin is geslaagd, valt nog te bezien. Het huidige Boek 4 Rv bestaat uit 57 wetsartikelen. Daar worden er met de nieuwe wet zo’n 35 aan toegevoegd. Omdat de wetgever vast heeft willen houden aan de oorspronkelijke nummering zijn de toevoegingen vaak getiteld ‘a’, ‘b’, ‘c’, etc. Verwijzingen worden er dan niet echt makkelijker op. Wel is de procedure ten aanzien van vernietiging van arbitrale vonnissen vereenvoudigd door een feitelijke instantie te verwijderen en het Hof in eerste instantie bevoegd te maken (art. 1064 a Rv); de procedure ten aanzien van de tenuitvoerlegging van arbitrale vonnissen blijft in eerste instantie aan de Rechtbank voorbehouden, zij het met het (al bestaande) asymmetrische appelverbod (art. 1062 Rv).
Voor wat betreft de verbetering van de Nederlandse concurrentiepositie heeft de wetgever ernaar gestreefd de wet meer aan te passen aan de internationale arbitragepraktijk. Zo is het verplichte depot van een arbitraal vonnis, internationaal toch een wat vreemde eend in de bijt, afgeschaft (art. 1058 Rv). Er is bovendien voorzien in de mogelijkheid van institutionele wraking (art. 1035 lid 7 Rv). Bovendien zijn de mogelijkheden voor het bevelen van inzage in bepaalde bescheiden verruimd en aangepast aan het wetsvoorstel inzake het nieuwe art. 843a Rv (straks het nieuwe art. 162 Rv) (art. 1040 lid 2 Rv).
Er zijn ook zaken die de nieuwe wet niet regelt. Zo is geen verplichting tot vertrouwelijkheid in de wet opgenomen (partijen kunnen daar uiteraard wel expliciet in voorzien of verwijzen naar een arbitragereglement dat daarin voorziet) en er worden nog steeds geen kwaliteitseisen gesteld aan arbiters en secretarissen (bijvoorbeeld dat zij een graad in de rechten zouden moeten bezitten).
En nu?
De nieuwe wet treedt per 1 januari 2015 in werking en is van toepassing op alle arbitrages die vanaf dat moment aanhangig worden gemaakt. Naar verwachting zullen de verschillende Nederlandse instituten hun reglementen wijzigen en aanpassen aan de nieuwe wet. In dit kader zal op 9 oktober 2014 tijdens het lustrumsymposium van het NAI aandacht worden besteed aan het vernieuwde NAI Arbitragereglement.
En dan maar zien hoe modern, innoverend en internationaal aantrekkelijk het wordt om in Nederland te arbitreren!
- Deel dit bericht
- Tweet
Laatste nieuws
- Dinsdag, 7 oktober 2014 De nieuwe arbitragewet
- Maandag, 6 oktober 2014 Nieuw beleid voor mengformules in Amsterdam?
- Donderdag, 2 oktober 2014 Seminar Wijzigingen van het ontslagrecht deel II, het ontslagrecht, ook op 2 december 2014
- Maandag, 29 september 2014 Cursus Actualiteiten IPR Vermogensrecht: de EEX-Herschikking
- Donderdag, 25 september 2014 Lagere ontslagvergoeding
Meer informatie
Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel? Neemt u dan contact op met Marijn Heemskerk.
Notice: Undefined index: HTTP_ACCEPT in /home/ubuntu/domains/hocker.nl/private/library/utils.php on line 160