Deze pagina is opgeslagen in de Recht.nl cache op 05/12/2014 om 15:12

Pot Jonker Advocaten Haarlem - Ondernemings- en insolventierecht: slechtere zekerheidspositie financier door wanprestatie bestuur leidt niet tot bestuurdersaansprakelijkheid. Bestuur niet aansprakelijk wegens ontbreken voorzienbare schade





Netlaw

Pot Jonker Advocaten N.V. is gevestigd te Haarlem en ingeschreven in het handelsregister onder nummer 34272986

BTW-nr. 8179.45.350.B.01

Laatste nieuws


Ondernemings- en insolventierecht: slechtere zekerheidspositie financier door wanprestatie bestuur leidt niet tot bestuurdersaansprakelijkheid. Bestuur niet aansprakelijk wegens ontbreken voorzienbare schade

In beginsel is de vennootschap alleen zelf aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit een tekortkoming of een onrechtmatige daad die door de vennootschap is gepleegd. Indien echter door het bestuur een schuld wordt aangegaan die de vennootschap onbetaald laat en waarvoor de vennootschap uiteindelijk geen verhaal biedt, kan onder omstandigheden wel plaats zijn voor aansprakelijkheid van de bestuurder. Dit is het geval indien de bestuurder bij het aangaan van de verbintenis wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de schuldeiser als gevolg van het niet nakomen van de verplichting door de vennootschap, schade zou lijden (Beklamel norm).

  

De Hoge Raad heeft op 5 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2627) geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat de schuldeiser - anders dan was overeengekomen - geen eerste maar een tweede pandrecht had verkregen, evenwel nog niet meebrengt dat de schuldeiser als gevolg van deze wanprestatie schade lijdt.

 

In de casus die voorligt, heeft een aantal groepsmaatschappijen in een concern kredietovereenkomsten gesloten met ABN AMRO Bank en met RCI Financial Services. De vennootschappen hebben zich in beide overeenkomsten verplicht om ten behoeve van de desbetreffende financier een eerste pandrecht te vestigen op huidige en toekomstige voorraden en vorderingen. In de kredietovereenkomst met RCI hebben de vennootschappen expliciet verklaard tot verpanding bevoegd te zijn, dat op de te verpanden zaken geen rechten van derden rusten, dat de zaken niet (bij voorbaat) aan een derde zijn overgedragen noch dat daarop ten behoeve van een derde (bij voorbaat) een beperkt recht is gevestigd.

 

En op dit punt gaat het fout voor RCI, want voor RCI blijken de vennootschappen slechts een tweede pandrecht te kunnen vestigen dat in rang na het pandrecht van ABN AMRO Bank komt. Voor de rechter betoogt RCI dat de Beklamel norm van toepassing is: het bestuur van de vennootschap is aansprakelijk voor de schade die RCI lijdt, omdat het bestuur bij het aangaan van de verplichting tot vestiging van een eerste pandrecht wist of behoorde te begrijpen dat deze vennootschappen daaraan niet zouden kunnen voldoen en geen verhaal zouden bieden voor de voorzienbare schade van RCI.

 

Het Hof grijpt eerst terug op vaste jurisprudentie. Hierin is bepaald dat voor bestuurdersaansprakelijkheid, de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt moet kunnen worden gemaakt. Die verwijtbaarheid is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. De Beklamel norm is voor de invulling van de verwijtbaarheid met name van belang, aldus het Hof.

 

Volgens het Hof komt het er in deze zaak op neer of voor het bestuur van de vennootschappen, ten tijde van het aangaan van de verplichting tot het verlenen van een eerste pandrecht “voorzienbaar was dan wel behoorde te zijn dat die vennootschappen geen verhaal zouden bieden voor de schade van RCI”. De vordering van RCI wordt uiteindelijk door het Hof afgewezen, omdat RCI voor wat betreft de voorzienbaarheid van de schade niet aan haar stelplicht heeft voldaan.

 

In cassatie houdt het arrest van het Hof stand. Ter aanvulling van de redenering van het Hof overweegt de Hoge Raad nog: “de enkele omstandigheid dat de schuldeiser, anders dan was overeengekomen, geen eerste maar een tweede pandrecht heeft verkregen, brengt evenwel nog niet mee dat hij dientengevolge schade lijdt”.

 

De slotsom is dat de door RCI gevorderde bestuurdersaansprakelijkheid ook in hoogste instantie wordt afgewezen. Hierdoor moet RCI genoegen nemen met een pandrecht dat in rang na dat van ABN AMRO Bank komt, en draagt zij bovendien haar eigen schade.

 

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Sebastiaan Verlinden (verlinden@potjonker.nl) of een van de andere advocaten van de sectie Ondernemings- en insolventierecht van Pot Jonker advocaten.

 


 

 

Bericht geplaatst december 2014
 


|
Terug naar overzicht