Recent besprak ik een uitspraak van de Rechtbank Overijssel. Hierin werd geoordeeld dat het geven van een betalingsopdracht door de (middellijk) bestuurder van failliet op de dag van faillietverklaring een  onrechtmatige daad oplevert jegens de bank. Op 27 januari 2015 kwam bij de Hoge Raad een soortgelijke casus aan bod.

Faillissementsaanvraag en betalingsopdracht

Verweerster 1 is bestuurder tevens enig aandeelhouder van Verweerster 2, die op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder is van A BV. In de ochtend van 28 maart 2008 heeft Verweerster 1 namens A BV het faillissement van A BV aangevraagd. In de faillissementsaanvraag staat onder meer het verzoek de aanvraag met de hoogste spoed te behandelen en uit te spreken. Later die dag heeft Verweerster 1 aan de ING diverse betalingsopdrachten verstrekt. Hierbij heeft zij geen melding  gemaakt van de hangende faillissementsaanvraag. De ING voerde de betalingsopdrachten uit.

Nog later die dag werd het faillissement van A BV uitgesproken. ING is op vordering van de curator bij vonnis veroordeeld tot betaling van een bedrag van ruim € 24.796 aan de boedel. De ING vordert dit in onderhavige zaak terug van Verweerster 1 en 2.

ING stelt hiertoe dat Verweersters 1 en 2 als (indirect) bestuurder van A BV aansprakelijk zijn op grond van onrechtmatige daad, doordat zij op 28 maart 2008 betalingsopdrachten hebben verstrekt terwijl zij die ochtend zelf het faillissement van A BV hebben aangevraagd. Nu bij de aanvraag om een spoedbehandeling was verzocht, moesten Verweersters 1 en 2 er volgens de ING ernstig rekening mee houden dat het faillissement nog diezelfde dag zou worden uitgesproken en dat op grond van artikel 23 Faillissementswet het faillissement zou terugwerken tot 0:00 uur van die dag, zodat ING genoodzaakt zou worden om het creditsaldo dat aan begunstigden was betaald, nogmaals  aan de boedel te vergoeden.

Aansprakelijkheid bestuurder

De Hoge Raad overweegt dat voor aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap voor een tekortkoming of onrechtmatige daad van die vennootschap is vereist dat de bestuurder ter zake van de daaruit voortvloeiende benadeling van derden persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Onbekendheid met een bepaalde wettelijke regel kan in dit verband mede van belang zijn.

Juridisch kader faillietverklaring

Relevant in deze situatie is artikel 23 Faillissementswet, waarin is bepaald dat de schuldenaar door faillietverklaring van rechtswege het beheer en de beschikking verliest te rekenen vanaf de dag waarop de faillietverklaring wordt uitgesproken.

Gelet op de overwegingen van de Hoge Raad, had Verweerster 1 er wellicht verstandig aan gedaan te stellen dat zij niet op de hoogte was van het feit dat een faillissement terugwerkt tot 00:00 uur van de dag waarop het is uitgesproken. Deze stelling moet dan vervolgens worden meegewogen in het oordeel of al dan niet sprake is van een persoonlijk ernstig verwijt.

Opletten bij dreigend faillissement

De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Hof. Om die reden is er nog geen duidelijkheid over het eindoordeel. Deze casus toont aan dat (bestuurders van) de schuldenaar moet(en) opletten bij  het geven van betalingsopdrachten in het zicht van het faillissement.

Dit artikel is geschreven door Simone Gerritsen, advocaat ondernemingsrecht bij Van Diepen Van der Kroef Advocaten in Den Haag. Heeft u vragen over bestuurdersaansprakelijkheid, neem dan gerust contact met haar op.