U bent hier: Home > Gezondheidszorg > Strafrechtelijke veroordeling voor orthopedisch chirurg
Strafrechtelijke veroordeling voor orthopedisch chirurg

Strafrechtelijke veroordeling voor orthopedisch chirurg

 Na een medische fout volgen vaak meerdere juridische procedures. In de regel stelt de patiënt het ziekenhuis in civielrechtelijke zin aansprakelijk. Voorafgaand (of parallel) aan zo’n civiele procedure dient de patiënt regelmatig een tuchtklacht in tegen de beroepsbeoefenaar die bij de medische fout betrokken is geweest. Als de tuchtrechter tot het oordeel komt dat de beroepsbeoefenaar tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld geeft dit de patiënt munitie om zijn civielrechtelijke claim te onderbouwen. Een strafrechtelijke vervolging van de betrokken beroepsbeoefenaar (naast de civiele en de tuchtrechtelijke procedure) komt (gelukkig) zelden voor. Er moet behoorlijk wat aan de hand zijn wil het Openbaar Ministerie tot vervolging overgaan en – belangrijker nog – wil de rechtbank een strafrechtelijke veroordeling uitspreken.

Vanwege het zeldzame karakter van een strafrechtelijke veroordeling van (bijvoorbeeld) een arts krijgt zo’n veroordeling vaak meer dan gemiddelde aandacht in de media. Zo ook gisteren. De rechtbank Oost-Brabant veroordeelde een (voormalig) orthopedisch chirurg tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaar vanwege zware mishandeling door schuld.

Ik schets de casus. De orthopedisch chirurg voert op 2 december 2009 een herniaoperatie uit. Tijdens deze operatie verwijdert hij met een rongeur (een soort tangetje) zenuwweefsel uit de rug van de patiënte. Het wegnemen van dit weefsel leidt bij patiënte tot een zogenaamd (partieel) cauda equina syndroom, wat in haar geval blijvende ernstige pijnklachten en gevoelloosheid in een deel van de benen, voeten, billen, anus en vagina alsmede verlamming van haar blaas betekende. Het Openbaar Ministerie legt de orthopedisch chirurg zware mishandeling door schuld (artikel 308 juncto artikel 309 Sr) ten laste.

De rechtbank stelt voorop dat onder ‘schuld’ in de zin van artikel 308 Sr “een min of meer grove of aanmerkelijke schuld wordt verstaan die zwaarder is dan die voor civielrechtelijke of tuchtrechtelijke aansprakelijkheid”. De beoordeling dient plaats te vinden op basis van “het geheel van de gedragingen van verdachte en de eventuele tekortkomingen daarbij”.

De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de orthopedisch chirurg een aantal verwijten kan worden gemaakt: (1) hij had onvoldoende zicht in het operatiegebied tijdens de operatie; (2) hij heeft niet voldoende maatregelen genomen om het zicht te vergroten; (3) hij heeft geen collegiale hulp ingeroepen toen de operatie moeizamer liep en (4) hij heeft de operatie niet gestaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het hebben van onvoldoende zicht de kans vergroot dat de orthopedisch chirurg per abuis het zenuwweefsel heeft vastgepakt. De rechtbank weegt ook mee dat de orthopedisch chirurg bekend was met de aanwezigheid van zenuwweefsel op de plek van de operatie en de grote en blijvende gevolgen van een beschadiging van dit weefsel. Al deze omstandigheden brengen de rechtbank tot de conclusie dat de gemaakte fouten zodanig zwaarwegend zijn dat de orthopedisch chirurg (grove) schuld kan worden verweten.

De orthopedisch chirurg doet nog een beroep op de zogenaamde ‘medische exceptie’. Volgens vaste rechtspraak kan een arts, indien hij wordt vervolgd vanwege het toebrengen van pijn of zwaar lichamelijk letsel, zich op deze exceptie beroepen, indien hij in zijn hoedanigheid van arts in het belang van zijn patiënt een medische ingreep heeft verricht. Als het beroep op de medische exceptie slaagt, heeft de arts niet wederrechtelijk en daarom niet strafbaar gehandeld. Voor een geslaagd beroep op de medische exceptie moet aan drie cumulatieve voorwaarden zijn voldaan: (1) de handeling was medisch geïndiceerd met het oog op een concreet behandeldoel; (2) de handeling werd met toestemming van de betrokkende uitgevoerd en (3) de handeling is volgens de regelen der kunst verricht. In deze zaak vond de rechtbank dat aan de derde voorwaarde niet was voldaan. Het beroep op de medische exceptie werd dan ook verworpen.

Zoals gezegd heeft de rechtbank de orthopedisch chirurg tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden veroordeeld. De officier van justitie had een taakstraf van 180 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden én een ontzetting uit het beroep voor de duur van één jaar geëist. De opgelegde straf is dus aanmerkelijk lichter. Waar komt dit door? De rechtbank acht in de eerste plaats van belang dat de orthopedisch chirurg niet het opzet had om de patiënte leed toe te voegen. In de tweede plaats weegt de rechtbank mee dat de orthopedisch chirurg heeft laten zien dat hij de ernst van het door hem veroorzaakte leed inziet. In de derde plaats neemt de rechtbank mee dat het wettelijke strafmaximum bij artikel 308 juncto 309 Sr een gevangenisstraf van 16 maanden is.  In de vierde plaats neemt de rechtbank mee dat het erg lang heeft geduurd voordat de zaak inhoudelijk werd behandeld. Tot slot is voor de rechtbank van belang dat de orthopedisch chirurg in een tuchtrechtelijke procedure al één jaar was geschorst voor de inschrijving in het BIG-register.

Deze uitspraak laat wederom zien dat een strafrechtelijke veroordeling vanwege een medische fout mogelijk is. Toepassing van het strafrecht dient, als ultimum remedium, echter wel de uitzondering te blijven. In de regel volstaan de civielrechtelijke en de tuchtrechtelijke route. Verder blijkt uit de uitspraak dat de strafrechter – naar mijn mening terecht – rekening houdt met eerdere veroordelingen, in dit geval de door de tuchtrechter opgelegde schorsing van één jaar.

 

  • LinkedIn
  • Facebook
  • Twitter
  • Google Plus
  • del.icio.us
  • email
  • PDF
Naar boven scrollen