Hof Amsterdam: ondanks overtreding filmverbod Mediamarkt geen uitzendverbod voor Streetlab

Mag je beelden uitzenden die zonder toestemming zijn gemaakt in een winkel (of andere ruimte) waar de eigenaar ‘verboden te filmen’ stickers of borden heeft hangen en dus een filmverbod geldt? Die vraag kwam aan de orde in een procedure tussen de Mediamarkt en KRO-NCRV en producent CCCP over het programma Streetlab.

Voor één van de uitzendingen onderzochten de makers van Streetlab bij wijze van sociaal experiment of je ergens door een uniform aan te trekken zomaar aan het werk kunt gaan. Zo ook in de Media Markt Arena. Voor die opnames trok een Streetlab redacteur een zwarte broek en een rood overhemd aan en liep hij de Media Markt binnen om te kijken hoe klanten en medewerkers zouden reageren. Hij werd daarbij gefilmd door een andere Streetlab redacteur met een knoopsgatcamera (een verborgen camera) en een draagbare handcamera.

Media Markt kon dit wat minder waarderen en startte een kort geding om een verbod op uitzending te eisen. Media Markt vond dat in strijd was gehandeld met haar eigendomsrecht, doordat er ondanks het in de winkel geldende filmverbod, toch beelden waren gemaakt in haar winkel, waarbij bovendien personeel en klanten waren gefilmd.

De voorzieningenrechter wees de vordering van Media Markt bij vonnis van 4 september 2014 toe en verbood de uitzending. Volgens de voorzieningenrechter woog het belang van CCCP bij het uitvoeren van “van een amusant sociaal experiment” niet op tegen het belang van Media Markt bij het handhaven van haar eigendomsrecht. Door niet vooraf toestemming te vragen plaatste CCCP de Mediamarkt voor een voldongen feit en zette de producent zichzelf op een voorsprong, “stellende dat Media Markt maar achteraf in een procedure moet laten beoordelen of het maken van de opnamen onrechtmatig was of niet”, aldus steeds de voorzieningenrechter.

KRO-NCRV en CCCP gingen tegen de beslissing in hoger beroep. Het Gerechtshof Amsterdam wees op 28 april arrest.

Volgens het hof was voldoende aannemelijk dat er ten tijde van het filmen in de Media Markt een sticker op de toegangsdeur was geplakt met een fotocamera met een streep erdoor. Volgens het hof werd daarmee voldoende kenbaar gemaakt dat er een verbod gold om te fotograferen, en daarmee ook om te filmen.

Het hof maakt dan echter een onderscheid tussen het filmverbod en de vraag of beelden die in strijd met dat verbod zijn gemaakt mogen worden uitgezonden. Het hof wijst er terecht op dat dat twee apart te beantwoorden vragen zijn.

Het stond Media Markt vrij op te treden tegen overtreding van haar huisregels, en te verlangen dat met de opnamen direct werd gestopt. Dat deed Media Markt ook toen ze erachter kwamen dat de Streetlab presentatoren aan het filmen waren. “Het enkele feit dat de beelden en geluidsopnamen gemaakt zijn zonder toestemming van Media Markt en daarmee mogelijk een inbreuk vormen op het eigendomsrecht c.q. gebruiksrecht van Media Markt is weliswaar een mee te wegen belang aan de zijde van Media Markt, doch betekent niet zonder meer dat het gevolg daarvan moet zijn een verbod op uitzending van die beelden en geluidsopnamen. Een dergelijk verbod komt in wezen neer op toepassing van preventieve censuur en staat daarmee op gespannen voet met artikel 10 EVRM en artikel 7, tweede lid, van de Grondwet.”

Kortom, een filmverbod betekent niet perse dat in strijd met dat verbod gemaakte beelden niet openbaar mogen worden gemaakt. Volgens het hof moet de vordering van Media Markt in het licht van de Mosley uitspraak van het EHRM terughoudend worden beoordeeld. Uit de Mosley uitspraak blijkt immers dat het EHRM het van belang vindt dat toetsing van de eventuele onrechtmatigheid van een publicatie en/of uitzending pas plaatsvindt nadat de betreffende publicatie en/of uitzending ter kennis van het publiek is gebracht. Dus ja, media krijgen een ‘voorsprong’ (zoals de voorzieningenrechter het noemde), en als ze daar misbruik van maken dan kunnen zij achteraf worden bestraft. De voorzieningenrechter vond dat nog een onacceptabel beginsel, maar dat zet het Gerechtshof in dit arrest recht.

In dit geval is er volgens het Hof ook geen reden af te wijken van dit uitgangspunt. Daarbij is van belang dat CCCP de kijkers slechts wenst te voorzien van een amusementsprogramma waarin nieuwe formats worden getest en interactie met het publiek tot stand wordt gebracht. Van (dreigende) reputatieschade voor Media Markt is onvoldoende gebleken. De CCCP-presentator heeft zich weliswaar een half uur voorgedaan als medewerker, is daarbij aangesproken door bezoekers, en hij heeft die klanten in die zin mogelijk ook misleid, maar “deze handelingen zijn verricht in het kader van een humoristisch programma waarbij niet is gebleken dat de orde is verstoord dan wel bezoekers negatief zijn bejegend of in diskrediet zijn gebracht. Ook de stelling van Media Markt dat met het uitzenden van de camerabeelden een inbreuk wordt gemaakt op het portretrecht van medewerkers en bezoekers wordt verworpen nu CCCP en KRO hebben toegezegd dat medewerkers en/of bezoekers van Media Markt zullen worden ‘geblurd’ …” Media Markt beriep zich ook nog op lokaalvredebreuk, maar daarvan is geen sprake omdat niet is gesteld dat de medewerkers van CCCP zich niet op eerste verzoek hebben verwijderd.

Het Hof vindt het onaannemelijk dat wanneer in een eventueel door Media Markt na de uitzending van het programma aanhangig te maken procedure de uitzending alsnog onrechtmatig zal worden geoordeeld, de voor haar nadelige gevolgen van die uitzending en/of openbaarmaking niet meer door middel van een alsdan uit te spreken veroordeling kunnen worden hersteld.

Er is dan ook onvoldoende reden voor een uitzendverbod. Het vonnis van de voorzieningenrechter wordt vernietigd en de vorderingen van Media Markt worden alsnog afgewezen.

KRO-NCRV en CCCP werden bijgestaan door Christien Wildeman en Jens van den Brink.

| Print Print | MR 18546