De zaak: Diageo Brands BV tegen Simiramida-04 EOOD

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft op 16 juli 2015 een belangrijk arrest gewezen in een principiële kwestie die ging over de erkenning in Nederland van een beslissing van de Bulgaarse rechter. Daarnaast heeft het Hof van Justitie in die zaak beslist of in dat geval de verliezende partij de volledige gerechtskosten van de in het gelijk gestelde partij dient te dragen.

Casus - inbreuk op merkrecht?

Waarover gaat deze zaak? Diageo Brands, gevestigd te Amsterdam, is onder meer houdster van het whiskymerk “Johnnie Walker”. Simiramida, gevestigd te Varna (Bulgarije), handelt in alcoholica. Op 31 december 2007 kwam een container met ruim 12.000 flessen Johnnie Walker bestemd voor Simiramida vanuit Georgië aan in de haven van Varna. Volgens Diageo Brands was sprake van import van deze partij whisky zonder haar toestemming en daarmee van een inbreuk op haar merkrecht. Diageo vroeg daarop toestemming van de rechtbank te Sofia (Bulgarije) om op deze partij whisky beslag te leggen. Bij beschikking van 12 maart 2008 gaf de rechtbank te Sofia hiervoor aan Diageo Brands toestemming. In hoger beroep is deze beschikking vernietigd. Het gelegde beslag op de partij whisky is vervolgens in april 2009 opgeheven.

Diageo Brands heeft wegens de vermeende merkinbreuk een bodemprocedure ingesteld tegen Simiramida. De rechtbank te Sofia stemde haar oordeel af op een eerdere zogenaamde interpretatieve beslissing gevraagd van de Bulgaarse Hoge Raad. Volgens de rechtbank hield die beslissing in dat de import in Bulgarije van goederen die met toestemming van de merkhouder buiten de Europese Economische Ruimte (EER) in de handel zijn gebracht, géén inbreuk oplevert op de aan het merk verbonden rechten. De rechtbank te Sofia achtte zich aan de interpretatieve beslissing van de hoogste Bulgaarse rechter gebonden en wees de vorderingen van Diageo Brands af. Diageo Brands heeft geen rechtsmiddel ingesteld tegen dit vonnis, waarmee het oordeel van de rechtbank te Sofia onherroepelijk is geworden.

Procedure in Nederland

Na het doorlopen van de procedures in Bulgarije, vordert Simiramida voor de Nederlandse rechter dat Diageo Brands wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade die zij heeft geleden ten gevolge van het ten onrechte gelegde beslag. Uitgangspunt voor deze vordering vormt het oordeel van de Bulgaarse rechtbank. Op grond van artikel 33, lid 1 van Verordening nr. 44/2001 (in de herschikte verordening: artikel 36, lid 1 van Verordening 1215/2012) dient een in een lidstaat gegeven rechterlijke beslissing in de overige lidstaten te worden erkend zonder vorm van proces. Kortom, de Nederlandse rechter dient het oordeel van de rechtbank te Sofia te erkennen. Verder bepaalt artikel 36 van de Verordening nr. 44/2001 (nu: artikel 52 van Verordening 1215/2012) dat in geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de betreffende beslissing. Diageo Brands verweert zich echter tegen de vordering van Simiramida met de stelling dat erkenning van de beslissing van de rechtbank te Sofia in strijd zou zijn met de Nederlandse openbare orde. Artikel 34, onder 1 van Verordening nr. 44/2001 (nu: artikel 45, lid 1 (a), van Verordening 1215/2012) vormt een uitzondering op de hoofdregel om een buitenlands vonnis te erkennen indien ‘de erkenning kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat’. Volgens Diageo Brands is hiervan sprake omdat de rechtspraak van de Bulgaarse Hoge Raad in strijd is met het Europese merkenrecht, en de rechtbank te Sofia heeft nagelaten deze rechtspraak te toetsen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.  Het Hof dient als hoogste Europese rechter erop toe te zien dat de EU-wetgeving in alle landen van de EU op dezelfde wijze wordt geïnterpreteerd en toegepast. De rechtbank Amsterdam volgt dit betoog van Diageo Brands en wijst de vordering van Simiramida bij vonnis van 2 maart 2011 af.

Simiramida gaat in hoger beroep. Bij tussenarrest van 5 juni 2012 oordeelt het hof Amsterdam dat de beslissing van de rechtbank te Sofia in Nederland moet worden erkend. Diageo Brands is het hiermee oneens en stelt tussentijds cassatie in bij de Hoge Raad. De procedure bij het hof Amsterdam wordt daarmee geschorst, voordat het hof kan oordelen over de door Simiramida gevorderde schadevergoeding. De Nederlandse Hoge Raad, op zijn beurt, schorst de zaak en stelt het Hof van Justitie van de Europese Unie een drietal zogenaamde prejudiciële vragen.

Hof van Justitie van de Europese Unie

De zaak komt dan bij het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg. 

De Nederlandse Hoge Raad wenst in de eerste plaats van het Hof te vernemen of een beslissing van een rechterlijke instantie van een lidstaat (in casu de Bulgaarse rechter) die evident in strijd zou zijn met het Unierecht (want in strijd met Europees merkenrecht en de plicht om in bepaalde gevallen prejudiciële vragen voor te leggen) een grond vormt voor weigering van erkenning. De Hoge Raad wil verder van het Hof weten of ermee rekening moet worden gehouden dat Diageo Brands heeft nagelaten om in Bulgarije een rechtsmiddel (hoger beroep of cassatie) aan te wenden.

Het Hof onderstreept in de eerste plaats het belang van het beginsel van wederzijds vertrouwen in de rechtsbedeling binnen de Unie. Dat vertrouwen verlangt met name dat in een lidstaat gegeven rechterlijke beslissingen in de andere lidstaten worden erkend. De gronden voor weigering van erkenning van een beslissing, opgesomd in artikel 34 van verordening nr. 44/2001, moeten dan ook strikt worden uitgelegd. Anders zou dit de verwezenlijking van één van de fundamentele doelstellingen van de verordening belemmeren. Alleen indien erkenning van de in een andere lidstaat gegeven beslissing op onaanvaardbare wijze zou botsen met de rechtsorde van de aangezochte staat, doordat inbreuk wordt gemaakt op een fundamenteel beginsel, kan een beroep worden gedaan op de openbare-ordeclausule van artikel 34 van verordening nr. 44/2001. Het Hof wijst in dat verband verder op artikel 36 van de verordening op grond waarvan de juistheid van de in een ander lidstaat gegeven beslissing niet mag worden onderzocht. Het Hof komt aldus tot het oordeel dat erkenning van de beslissing van de rechtbank te Sofia geen schending oplevert van de Nederlandse openbare orde. De aanname van de Nederlandse Hoge Raad dat de Bulgaarse rechter de Europese Merkenrechtrichtlijn 89/104 kennelijk onjuist heeft toegepast, maakt dit niet anders. De Nederlandse rechter mag de erkenning van de beslissing van de Bulgaarse rechter niet weigeren, enkel op de grond dat zijns inziens het nationale recht of het Unierecht in die beslissing onjuist is toegepast. Volgens het Hof levert zelfs een onjuiste beslissing over de rechten van een merkhouder geen schending op van een fundamentele rechtsregel van de Unierechtsorde en dus van de rechtsorde van de aangezochte staat. Kortom, het uitgangspunt van verordening nr. 44/2001 om een rechterlijke beslissing in de andere lidstaten te erkennen, is hier onverkort van toepassing. 

Het Hof staat vervolgens uitvoerig stil bij het feit dat Diageo Brands heeft nagelaten tegen de beslissing van de rechtbank te Sofia hoger beroep en aansluitend cassatie in te stellen. Diageo Brands heeft in dat verband aangevoerd dat dit zinloos zou zijn geweest, omdat dit niet zou hebben geleid tot een andere beslissing van de hogere Bulgaarse instanties. De Nederlandse Hoge Raad lijkt dit standpunt te delen. Het Hof wijst in dat verband echter op het ingevoerde stelsel van erkenning en tenuitvoerlegging op het wederzijdse vertrouwen in de rechtsbedeling binnen de Unie. Op basis van dat vertrouwen dient te worden aangenomen dat aan Diageo Brands aldus in Bulgarije werkzame rechtsmiddelen ter beschikking hebben gestaan. Anders de Nederlandse Hoge Raad is het Hof niet op voorhand van mening dat dit zinloos zou zijn geweest. Het Hof wijst in dat verband op de verplichting om bij twijfel over de uitleg van de Europese Merkenrechtrichtlijn 89/104 aan het Hof prejudiciële vragen te stellen, zoals de Nederlandse Hoge Raad heeft gedaan. Die plicht gold overigens niet voor de rechtbank te Sofia als rechter in eerste aanleg. Schending van die plicht zou hebben geleid tot aansprakelijkheid van Republiek Bulgarije. Diageo Brands is dan ook niet verstoken gebleven van de bescherming die wordt geboden door het in Bulgarije bestaande stelsel van rechtsmiddelen, aangevuld door de prejudiciële procedure van artikel 267 VWEU.

Tenslotte heeft het Hof zich uitgelaten over de toepasselijkheid in deze kwestie van artikel 14 van richtlijn 2004/48. Dat artikel bepaalt dat in procedures inzake intellectuele eigendomsrechten de verliezende partij de (redelijke en evenredige) gerechtskosten draagt van de in het gelijk gestelde partij, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. De toepasselijkheid van dit artikel stond in deze zaak ter discussie omdat het hier een geschil betrof over de erkenning of weigering van de erkenning in Nederland van de beslissing van de Bulgaarse rechter. Het Hof is ook hierover duidelijk. De discussie over de erkenning wijzigt het voorwerp van het geding niet. Het voorwerp van het geding strekt tot vergoeding van de schade die is veroorzaakt na de beslaglegging ter voorkoming van een dreigende inbreuk op een intellectuele eigendomsrecht. Kortom, artikel 14 van richtlijn 2004/48 is van toepassing op de onderhavige kwestie.

Juridische gevolgen

Wat betekent deze uitspraak? Uit de overwegingen van het Hof blijkt dat zelfs een onjuiste uitspraak zich in de regel leent voor erkenning en tenuitvoerlegging in een andere lidstaat en dat het belangrijk is om tegen een dergelijke uitspraak in hoger beroep te komen in het land van oorsprong.

Wordt vervolgd…

De zaak zal nu worden terugverwezen naar de Nederlandse Hoge Raad. De Hoge Raad zal over de kwestie moeten oordelen met inachtneming van het arrest van het Hof. Het is wat vroeg om vooruit te lopen op de beslissing van de Hoge Raad, maar het ligt voor de hand dat de Hoge Raad het cassatieberoep van Diageo Brands zal afwijzen. In dat geval zal de Hoge Raad de zaak terugverwijzen naar het hof Amsterdam. Het hof Amsterdam zal alsdan immers nog moeten oordelen over de door Simiramida van Diageo Brands gevorderde schadevergoeding. Het is in ieder geval zeker om te stellen dat deze zaak nog wel even zal voortduren.

Marco R. Gerritsen en Arnout Gieske, beiden advocaten Intellectueel Eigendomsrecht, ICT & Media bij Van Diepen Van der Kroef Advocaten in respectievelijk Haarlem en Amsterdam, treden in deze zaak op als advocaat van Simiramida.