Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Politie, recht en criminaliteit

OM mag camerabeelden uitzenden voor opsporing

De Hoge Raad oordeelde dat het OM opnamen van publieke geweldsincidenten mag uitzenden op tv.

Twee mobiele bewakingsinstallaties in Breda.
Twee mobiele bewakingsinstallaties in Breda. Foto Piroschka van de Wouw

Het Openbaar Ministerie (OM) mag opnamen van publieke geweldsincidenten uitzenden op tv om daarmee verdachten op te sporen. De Hoge Raad oordeelde dat het OM zich daarmee niet per definitie schuldig maakt aan ontoelaatbare inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachten.

De raad tekende daar wel bij aan dat als het OM voor een lichter opsporingsmiddel had kunnen kiezen, dit gevolgen kan hebben voor de op te leggen straf. Dat wil echter niet zeggen dat een verdachte in zo’n geval automatisch recht heeft op een matiging van de straf.

Uitspraak naar aanleiding van zaak met ‘de kopschoppers’

De raad deed de uitspraak in de zaak van een minderjarige verdachte uit België die in 2013 in Eindhoven samen met anderen meerdere keren tegen het hoofd van het slachtoffer schopte. In het vonnis staat het incident zo beschreven:

“Terwijl het slachtoffer in kennelijk bewusteloze toestand op de grond ligt, trapt de verdachte hem nogmaals met kracht tegen het hoofd. Het slachtoffer wordt door de groep bewusteloos achtergelaten.”

Om de verdachten op te sporen liet het OM bewegende beelden van het incident uitzenden op lokale media, onder meer Omroep Brabant. De dag na de uitzending is de identiteit van de verdachten bij justitie bekend. De verdachte meldde zich bij de (Belgische) politie nadat de camerabeelden door Omroep Brabant waren vertoond. Door die uitzending zijn de beelden door landelijke en sociale media opgepikt. De beelden van het voorval leidden tot grote verontwaardiging in de samenleving en tot heftige reacties op sociale media in de richting van de verdachten, die daarbij met naam en toenaam werden genoemd.

Verdachte voelde zich bedreigd

De verdachte stelde onder meer dat hij werd belaagd door media en op straat werd herkend. Ook voelde hij zich zeer bedreigd door reacties via de sociale media.

Het hof erkende die ‘verzachtende omstandigheden’ en oordeelde dat door het uitzenden van de beelden inbreuk was gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. Het OM had de daders ook kunnen achterhalen door zogeheten stills in te zetten, in plaats van de bewegende beelden te tonen.

Strafvermindering opgelegd door het hof blijft van kracht

De bevindingen van het hof leidden eind 2013 tot strafvermindering voor de verdachten, omdat zij voor een deel al gestraft zouden zijn door de media. Het OM ging daartegen in cassatie, maar kreeg vandaag geen gelijk: het hof kon en mocht volgens de Hoge Raad een lagere straf opleggen dan het anders zou hebben gedaan.