De curator en onbetaalde proceskosten

Ook een curator in een faillissement kan besluiten een procedure te starten tegen een partij die volgens hem of haar nog een bedrag aan de gefailleerde dient te betalen. Hij of zij dient daarvoor toestemming aan de rechter-commissaris te vragen. Als de curator vervolgens de procedure verliest, dan zal de rechter normaal gesproken de curator q.q. veroordelen de proceskosten van de tegenpartij te betalen. Het is mogelijk dat er op dat moment in het faillissement te weinig financiële middelen aanwezig zijn om deze proceskosten te betalen. De vraag dient zich dan aan of deze onbetaalde proceskosten mogelijk op de curator in privé (pro se) kunnen worden verhaald.

Een dergelijk geval deed zich voor in het faillissement van Bavin B.V. De curator meende dat Bavin een vordering had op het bedrijf Visser & Smit Hanab Installatie (VSHI), omdat die een in opdracht van Bavin gebouwde afvalvergassingsinstallatie niet deugdelijk had opgeleverd en laten werken. De curator startte daarover een arbitrageprocedure bij het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI), die werd gefinancierd via een boedelkrediet van de ABN AMRO Bank. VSH kwam van haar kant met een tegenvordering. Uiteindelijk werden zowel de vorderingen van de curator als die van VSHI door de arbiters afgewezen. De proceskosten waren inmiddels flink opgelopen. Per saldo diende de curator een bedrag van € 299.194,41 aan VSH te betalen (in geval van een procedure bij de gewone rechter zijn de proceskostenveroordelingen gemaximeerd en wordt uitgegaan van standaardtarieven die veel lager liggen dan de daadwerkelijke kosten; bij arbitrage wordt meestal uitgegaan van de daadwerkelijke kosten). De curator liet echter weten dat de boedel over onvoldoende middelen beschikte om dit bedrag te betalen; er was sprake van een zogenoemde negatieve boedel.

VSH stapte naar de rechter en vorderde deze proceskosten van de curator in privé. Deze vordering wordt echter door de rechtbank afgewezen. De rechtbank constateert dat VSH in het kader van de arbitrageprocedure zekerheid van de curator had kunnen vragen voor de proceskosten. Nu VSH dat niet heeft gedaan, kan zij de curator niet in privé op betaling aanspreken. Hiermee laat de rechtbank een groot scala aan door de curator aangevoerde verweren buiten beschouwing. Over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat een curator niet in privé aansprakelijk kan worden gesteld voor onbetaalde proceskosten, tenzij de door hem of haar gestarte procedure bij voorbaat kansloos was. In dat geval zal overigens waarschijnlijk de RC geen toestemming verlenen om een procedure te starten. Ook de praktijkregels voor curatoren gaan uit van de mogelijkheid om een procedure te beginnen zonder dat er een voldoende dekking in de boedel is om een proceskostenveroordeling te voldoen. In die zin wijkt de positie van een curator niet af van die van een andere partij in het rechtsverkeer. Ook die kan een procedure beginnen ondanks dat er onvoldoende middelen aanwezig zijn om, bij verlies van de procedure, de proceskosten van de wederpartij te betalen.