EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0813
Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the protection of undisclosed know-how and business information (trade secrets) against their unlawful acquisition, use and disclosure
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan
/* COM/2013/0813 final - 2013/0402 (COD) */
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan /* COM/2013/0813 final - 2013/0402 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Europa is goed op het gebied van wetenschap en
innovatie en heeft het potentieel een mondiale leider te worden. Het streven
naar wetenschappelijke kwaliteit is niet slechts het doel van onderzoekers,
maar zorgt ook voor een belangrijk publiek en particulier rendement.
Desalniettemin worden onderzoek en ontwikkeling (O&O) in het geheel genomen
in de EU onvoldoende door bedrijven aangestuurd, in vergelijking met sommige
andere belangrijke handelspartners, met name de VS en Japan. De suboptimale
bedrijfsinvesteringen in O&O hebben negatieve gevolgen voor de introductie
van nieuwe producten, procedures, diensten en knowhow. Het is daarom gewenst de voorwaarden voor
innovatieve bedrijfsactiviteiten te verbeteren. De Commissie heeft zich, in het
kader van haar ruimere Europa 2020-strategie, ertoe verbonden een
Innovatie-Unie op te richten. Via deze Innovatie-Unie moeten investeringen in
kennis worden beschermd, moet kostbare versnippering worden tegengegaan en moet
van Europa een plek worden gemaakt waar het loont te innoveren. Een gunstig
innovatieklimaat zou met name de privésector moeten aanzetten om meer te
investeren in O&O door ruimere, en ook grensoverschrijdende, samenwerking
op het gebied van O&O en technologische ontwikkelingen tussen
universiteiten en de industrie, open innovatie en een betere waardering van
intellectuele eigendom (IE). Op die manier zullen durfkapitaal en financiering
toegankelijker worden voor ondernemers die onderzoek willen uitvoeren en willen
innoveren. Om deze doelstellingen te bereiken, en om nutteloos dubbel werk in
de Unie te vermijden, mag niet uitsluitend op nationaal niveau worden gewerkt. Door de sterk verlaagde transactiekosten in de
digitale economie, zijn er nieuwe samenwerkingsvormen ontstaan, zoals open
wetenschap en open innovatie. In veel gevallen leidt dit tot nieuwe
bedrijfsmodellen waarbij gebruik wordt gemaakt van kennis die partijen samen
hebben voortgebracht. Intellectuele-eigendomsrechten (IER) vormen niettemin een
belangrijk onderdeel van innovatiebeleid. Ze zorgen ervoor dat innovators en
makers de eigenaar kunnen worden van de resultaten van hun inspanningen, die
immaterieel van aard zijn, en bijgevolg voldoende worden gestimuleerd om te
investeren in nieuwe oplossingen, uitvindingen en knowhow. IER's kunnen de
resultaten van creatieve of inventieve inspanningen beschermen, maar hebben een
beperkte reikwijdte. Tijdens het proces van onderzoek en schepping
wordt waardevolle informatie verzameld en ontwikkeld, waarmee geleidelijk
kennis tot stand komt. Dergelijke kennis heeft een grote economische waarde,
maar komt vaak niet in aanmerking voor IER-bescherming. Desalniettemin is ze
even belangrijk voor innovatie en voor het concurrentievermogen van bedrijven
in het algemeen. Wanneer voor het beveiligen van dergelijke activa en het
aantrekken van financieringen en investeringen de IE geheim moet worden
gehouden, maken bedrijven, laboratoria, universiteiten, alsook individuele
uitvinders en makers gebruik van de meest toegepaste en reeds lang bestaande
manier waarop waardevolle informatie wordt toegeëigend: vertrouwelijkheid. Aangezien onderzoek voortbouwt op eerder
verricht werk, is het delen van kennis en vondsten een belangrijke hefboom voor
innovatie. In bepaalde bedrijfsmodellen van innovators kan vertrouwelijkheid de
vereiste basis zijn voor de ontwikkeling van IE, teneinde deze te gebruiken
voor innovatie en een groter concurrentievermogen. Elk IER begint met een
geheim. Schrijvers verklappen niet de plot die ze aan het ontwikkelen zijn (een
toekomstig auteursrecht), autobouwers verspreiden hun eerste schetsen van een
nieuw model niet (een toekomstig ontwerp), bedrijven onthullen de voorlopige
resultaten van hun technologische experimenten niet (een toekomstig octrooi), bedrijven
geven geen informatie vrij betreffende de lancering van een nieuw merkproduct
(een toekomstig handelsmerk) enz. In juridische terminologie wordt informatie
die vertrouwelijk wordt gehouden om concurrentievoordelen te behouden
"bedrijfsgeheim", "niet-openbaar gemaakte informatie",
"vertrouwelijke bedrijfsinformatie" of "geheime knowhow"
genoemd. Bedrijven en universiteiten gebruiken soms andere benamingen zoals
"door intellectueel-eigendomsrecht beschermde knowhow" of
"eigendomstechnologie". Bedrijfsgeheimen zijn net zo belangrijk voor
de bescherming van niet-technologische innovatie. De dienstensectoren, die goed
zijn voor zo'n 70 % van het bbp van de EU, zijn zeer dynamische sectoren.
Deze dynamiek is enkel mogelijk met nieuwe, innovatie kennis. Deze
dienstensectoren steunen echter niet in dezelfde mate op technologische
processen en productinnovatie (die worden beschermd door octrooien) als de be-
en verwerkende industrie. Vertrouwelijkheid wordt in dit belangrijk onderdeel
van de EU-economie gebruikt om zogenaamde "zachte" innovatie te
ontwikkelen en toe te passen met het oog op een groter concurrentievermogen.
Onder "zachte" innovatie wordt verstaan, het gebruik en de toepassing
van allerlei strategische handelsinformatie die verder reikt dan technologische
kennis, zoals informatie over klanten en leveranciers, bedrijfsprocessen,
bedrijfsplannen, marktonderzoek enz. Economen zijn het erover eens dat bedrijven,
ongeacht hun omvang, aan bedrijfsgeheimen minstens evenveel belang hechten als
aan alle andere vormen van IE. Bedrijfsgeheimen zijn met name belangrijk voor
het midden- en kleinbedrijf (mkb) en startende bedrijven, aangezien zij vaak
niet beschikken over het nodige gespecialiseerde personeel en de nodige
financiële middelen om IER's te verwerven, te beheren, te handhaven en te
verdedigen. Hoewel bedrijfsgeheimen niet worden beschermd
als klassieke IER's, zijn ze een belangrijk aanvullend instrument voor de
nodige toe-eigening van de intellectuele activa die de drijvende krachten
vormen achter de kenniseconomie van de 21e eeuw. De houder van een
bedrijfsgeheim heeft geen exclusieve rechten op de informatie waarop het
bedrijfsgeheim betrekking heeft. Ter bevordering van een doeltreffende economie
en concurrentie mag het gebruik van een bedrijfsgeheim echter worden beperkt
wanneer een derde de betreffende knowhow of informatie van de houder van het
bedrijfsgeheim tegen diens wil en op een oneerlijke manier heeft verkregen. Of
er beperkingen nodig zijn, en in welke mate, wordt geval per geval door rechterlijke
instanties beoordeeld. Dit impliceert dat concurrenten de vrijheid
hebben, en zouden moeten worden aangemoedigd, om dezelfde, gelijksoortige of
alternatieve oplossingen te ontwikkelen en toe te passen en dus te concurreren
op het gebied van innovatie, maar dat ze niet mogen frauderen, stelen of bedrog
plegen om door anderen ontwikkelde vertrouwelijke informatie te verkrijgen. De ontwikkeling en het beheer van kennis en
informatie zijn steeds bepalender geworden voor het succes van de EU-economie.
Tegelijk worden echter waardevolle, niet-openbaar gemaakte knowhow en
informatie (bedrijfsgeheimen) in toenemende mate blootgesteld aan diefstal,
spionage en andere technieken van onrechtmatig gebruik als gevolg van
globalisering, uitbesteding, langere toeleveringsketens, toenemend gebruik van
ICT enz. Het risico neemt ook toe dat gestolen bedrijfsgeheimen worden gebruikt
in derde landen om inbreukmakende goederen te produceren, die vervolgens in de
EU concurreren met de goederen van het slachtoffer van het onrechtmatige
gebruik. Daarbij komt dat het huidige rechtskader inzake de bescherming van
bedrijfsgeheimen tegen onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of
onrechtmatig gebruik zeer verscheiden en versnipperd is. Dit benadeelt de
grensoverschrijdende O&O en de verspreiding van innovatieve kennis doordat
de capaciteit van Europese bedrijven om te reageren op oneerlijke aanvallen op
hun knowhow wordt ondermijnd. De optimalisering van de IE-infrastructuur is
een belangrijke pijler van de Innovatie-Unie. In deze context heeft de
Commissie in mei 2011 een alomvattende EI-strategie aangenomen, waarin ze
belooft de bescherming van bedrijfsgeheimen te onderzoeken[1]. Dit voorstel is een
verdere stap ter uitvoering van haar verbintenis om een eengemaakte markt voor
intellectuele eigendom tot stand te brengen. 2. RESULTATEN VAN DE
RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN 2.1. Openbare raadpleging Dit initiatief is gebaseerd op een evaluatie
van het belang van bedrijfsgeheimen voor innovatie en voor het
concurrentievermogen van bedrijven, de mate waarin deze geheimen worden
gebruikt, hun rol en verhouding met IER's bij de ontwikkeling en economische
toepassing van kennis en immateriële activa, en het betreffende rechtskader.
Deze beoordelingen werden uitgevoerd aan de hand van twee externe studies en
met uitgebreide raadpleging van belanghebbenden. Een eerste studie (gepubliceerd in januari
2012) geeft een vergelijkende beoordeling van de wetgeving inzake de
bescherming tegen het onrechtmatige gebruik van bedrijfsgeheimen in de
verschillende EU-lidstaten. Een tweede studie (gepubliceerd in mei 2013)
betreft de beoordeling van de economische grondslagen van bedrijfsgeheimen en
de bescherming tegen het onrechtmatige gebruik daarvan. Daarnaast bevat de studie
ook een analyse van de rechtsbescherming van bedrijfsgeheimen in de gehele EU.
Deze studie bevestigt dat de huidige bescherming tegen het onrechtmatige
gebruik van bedrijfsgeheimen in de gehele Unie versnipperd en heel verscheiden
van aard is. In het algemeen zou de bescherming ondoorzichtig en onnodig duur
en risicovol zijn. Volgens de studie is een doeltreffend systeem om de
resultaten van O&O te beveiligen een absolute voorwaarde voor bedrijven om
te innoveren. Bovendien zou de flexibiliteit die het daadwerkelijk op
bedrijfsgeheimen kunnen vertrouwen, met zich brengt, goed passen bij de manier
waarop vandaag bedrijven innoveren. De conclusie van deze studie is dat door de
harmonisering van de wetgeving inzake bedrijfsgeheimen in de EU voor bedrijven de
voorwaarden voor het ontwikkelen, uitwisselen en gebruiken van innoverende
kennis zouden verbeteren. De standpunten van de belanghebbenden werden
in drie fasen verzameld. In een eerste fase bespraken de maatschappelijke
organisaties, industrie, universiteiten en overheidsinstellingen deze kwestie
in juni 2012 tijdens een door de Commissie georganiseerde bijeenkomst. In een tweede fase, in november 2012 en als
onderdeel van de tweede studie, werd een enquête gehouden over het gebruik van
bedrijfsgeheimen, de daaraan verbonden risico's en de rechtsbescherming. De
enquête werd uitgevoerd bij een representatieve steekproef van bedrijven in de
gehele EU. Het mkb maakte 60 % van de steekproef uit. Er werden in totaal
537 antwoorden op de enquête ontvangen. In het algemeen vond 75 % van de
ondervraagden bedrijfsgeheimen strategisch belangrijk voor de groei en het
concurrentievermogen van en innovatie in hun bedrijf. Uit de enquête bleek dat
ongeveer een op de vijf ondervraagden de laatste 10 jaar te maken heeft gehad
met minstens één poging tot onrechtmatig gebruik binnen de EU. Ongeveer twee
van de vijf ondervraagden verklaarden dat het risico op onrechtmatig gebruik
van bedrijfsgeheimen tijdens dezelfde periode was toegenomen. Twee op de drie
ondervraagden spraken hun steun uit voor een wetgevingsvoorstel op EU-niveau. In een derde fase voerden de diensten van de
Commissie van 11 december 2012 tot en met 8 maart 2013 een
openbare raadpleging uit, met de nadruk op de mogelijke beleidsopties en hun
effecten. Er werden 386 antwoorden ontvangen, hoofdzakelijk van individuele
burgers (voornamelijk van één lidstaat) en bedrijven. 202 ondervraagden vonden
dat de rechtsbescherming tegen het onrechtmatige gebruik van bedrijfsgeheimen
op EU-niveau moet worden geregeld. De meningen van de twee belangrijkste
groepen ondervraagden (burgers en bedrijven) liepen echter sterk uiteen. Drie
op de vier burgers vinden dat bedrijfsgeheimen van minder belang zijn voor
O&O en dat de huidige rechtsbescherming van bedrijfsgeheimen overdreven is
en 75% vindt een optreden van de EU niet nodig. De bedrijven die een antwoord
stuurden, menen daarentegen dat bedrijfsgeheimen zeer belangrijk zijn voor
O&O en hun concurrentievermogen. Een grote meerderheid vindt dat de huidige
bescherming zwak is, met name op grensoverschrijdend niveau, en dat de
verschillen tussen de nationale rechtskaders negatieve gevolgen hebben, zoals
grotere bedrijfsrisico's in de lidstaten met een zwakkere bescherming,
geringere stimulans om grensoverschrijdende O&O-activiteiten uit te voeren
en hogere uitgaven voor preventiemaatregelen ter bescherming van informatie. 2.2. Effectbeoordeling In de effectbeoordeling kwamen de nationale
verschillen op het gebied van de bescherming van bedrijfsgeheimen aan het
licht: slechts enkele lidstaten definiëren in hun wetgeving bedrijfsgeheimen of
geven aan wanneer deze zouden moeten worden beschermd; het is niet altijd
mogelijk om jegens inbreukmakers een stakingsbevel te doen uitvaardigen; de
traditionele regels voor de berekening van de schadevergoeding zijn vaak niet
geschikt voor gevallen van onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen;
alternatieve methoden (bv. bedrag van royalty's dat verschuldigd zou zijn
geweest op grond van een licentieovereenkomst) zijn niet in alle lidstaten beschikbaar;
en diefstal van bedrijfsgeheimen is niet in alle lidstaten in het wetboek van
strafrecht opgenomen. Bovendien hebben lidstaten geen regels om
bedrijfsgeheimen voor de duur van een gerechtelijke procedure te beschermen,
waardoor slachtoffers van onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen minder
geneigd zijn om naar de rechtbank te stappen. Dit leidt tot twee grote problemen: ·
Suboptimale stimulansen voor grensoverschrijdende
innovatieactiviteiten: wanneer het gevaar van onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen
bestaat en de rechtsbescherming hiertegen ondoeltreffend is, zijn bedrijven
minder geneigd om innovatieactiviteiten uit te voeren (ook niet op
grensoverschrijdend niveau) omdat i) de verwachte waarde van innovatie op basis
van bedrijfsgeheimen lager is en de kosten voor de bescherming ervan hoger zijn
en ii) de bedrijfsrisico's bij het delen van bedrijfsgeheimen hoger zijn. Zo
zou 40 % van de EU-bedrijven geen bedrijfsgeheimen met andere partijen
willen delen uit vrees de vertrouwelijkheid van de informatie te verliezen
doordat de informatie wordt misbruikt of zonder toestemming wordt
bekendgemaakt. Dit vormt een belemmering voor innovatie en met name
collaboratief onderzoek en open innovatie, waarbij meerdere bedrijven en
onderzoekspartners waardevolle informatie moeten delen. ·
Bedreiging van concurrentievoordelen die gebaseerd
zijn op bedrijfsgeheimen (minder concurrentievermogen): door de versnippering
van rechtsbescherming binnen de EU kan geen vergelijkbare mate van bescherming
en verhaal binnen de interne markt worden gegarandeerd. Bijgevolg worden op
bedrijfsgeheimen gebaseerde concurrentievoordelen, ongeacht of deze op
innovatie betrekking hebben, bedreigd en wordt het concurrentievermogen van
eigenaars van bedrijfsgeheimen ondermijnd. Zo schat de Europese chemische
industrie, die in grote mate steunt op door bedrijfsgeheimen beveiligde
procesinnovatie, dat het onrechtmatige gebruik van een bedrijfsgeheim in veel
gevallen tot een omzetverlies van wel 30 % kan leiden. De doelstellingen van het initiatief zijn de
passende bescherming van het concurrentievermogen van Europese bedrijven en
onderzoeksorganen, dat gebaseerd is op niet-openbaar gemaakte knowhow en
bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen), en betere voorwaarden/een beter kader
voor de ontwikkeling en toepassing van innovatie en voor kennisoverdracht op de
interne markt. Het initiatief beoogt in het bijzonder een meer doeltreffende
rechtsbescherming van bedrijfsgeheimen tegen het onrechtmatige gebruik binnen
de gehele interne markt. De volgende opties om het probleem op te
lossen werden overwogen: –
Status quo. –
Informatie verschaffen en het bewustzijn vergroten
over de nationale maatregelen, procedures en rechtsmiddelen die tegen het
onrechtmatige gebruik van bedrijfsgeheimen beschikbaar zijn. –
Convergentie van het burgerlijk recht van de
verschillende lidstaten betreffende de het onrechtmatige gebruik van
bedrijfsgeheimen (maar regels over rechtsmiddelen en het bewaren van de
vertrouwelijkheid van bedrijfsgeheimen tijdens gerechtelijke procedures moeten
op nationaal niveau worden vastgesteld). –
Convergentie van de nationale civielrechtelijke
rechtsmiddelen die tegen het onrechtmatige gebruik van bedrijfsgeheimen kunnen
worden aangewend en regels betreffende het bewaren van de vertrouwelijkheid van
bedrijfsgeheimen tijdens en na gerechtelijke procedures (als aanvulling op
optie 3). –
Convergentie van het strafrecht van de
verschillende lidstaten naast de harmonisatie van het burgerlijk recht (optie
4), met inbegrip van regels over strafrechtelijke minimumstraffen. De conclusie van de effectbeoordeling was dat
optie 4 evenredig zou zijn en de doelstellingen van het initiatief het best zou
dienen. Wat de effecten betreft, zou de convergentie
van rechtsmiddelen in het burgerlijk recht de innovatieve bedrijven in staat
stellen hun rechtmatige bedrijfsgeheimen in de hele EU doeltreffender te
verdedigen. Indien de eigenaars van bedrijfsgeheimen zouden kunnen rekenen op
vertrouwelijkheid tijdens gerechtelijke procedures, zouden zij bovendien meer
geneigd zijn rechtsbescherming te zoeken tegen mogelijke schade als gevolg van
het onrechtmatige gebruik van bedrijfsgeheimen. Door meer rechtszekerheid en
harmonisatie van wetten zou ook de waarde van de innovaties die de bedrijven
als bedrijfsgeheim trachten te beschermen, toenemen, aangezien het risico op
onrechtmatig gebruik kleiner zou zijn. Het komt ook de werking van de interne
markt ten goede, aangezien bedrijven, met name het mkb, en onderzoekers hun
innovatieve ideeën beter zullen kunnen toepassen door samen te werken met de
beste partners in de gehele EU en hierdoor privé-investeringen in O&O op de
interne markt kunnen helpen aantrekken. Tegelijk wordt concurrentie niet
beperkt, aangezien er geen exclusieve rechten worden toegekend en elke
concurrent vrij is om op een onafhankelijke manier de kennis te verwerven die
door het bedrijfsgeheim wordt beschermd (met inbegrip van reverse engineering).
Zo ook zijn er geen negatieve gevolgen voor het aanwerven en de mobiliteit van
hooggekwalificeerde arbeidskrachten (degene die toegang hebben tot
bedrijfsgeheimen) op de interne markt. Op termijn zou dit positieve gevolgen
moeten hebben op het concurrentievermogen en de groei van de economie in de EU.
Dit initiatief heeft geen negatieve gevolgen voor de grondrechten en zal met
name het recht op eigendom en het recht op ondernemerschap bevorderen. Voor wat
de toegang tot documenten in gerechtelijke procedures betreft, werd voorzien in
waarborgen om het recht van verweer te vrijwaren. Het initiatief bevat ook
waarborgen om het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie te
verzekeren. Dit initiatief is verenigbaar met
internationale verplichtingen (met name de Overeenkomst inzake de
handelsaspecten van de intellectuele eigendom (de Trips-overeenkomst -
Agreement on Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights)).
Belangrijke handelspartners hebben gelijksoortige wetgeving op dit gebied. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL Artikel 114 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat er EU-regels moeten worden
aangenomen om nationale wetgeving te harmoniseren wanneer dit nodig is voor de
goede werking van de interne markt. De doelstelling van het voorstel is het
vaststellen van een toereikend en vergelijkbaar niveau van verhaal binnen de
gehele interne markt voor gevallen van onrechtmatig gebruik van
bedrijfsgeheimen (terwijl ook wordt voorzien in toereikende waarborgen om
misbruik te voorkomen). De bestaande nationale regels bieden geen gelijke
bescherming in de EU van bedrijfsgeheimen tegen onrechtmatig gebruik. Dit
brengt de goede werking van de interne markt voor informatie en knowhow in
gevaar. Om de economische voordelen van waardevolle informatie (zoals
productieprocessen, nieuwe stoffen en materialen, niet-gepatenteerde technologie,
bedrijfsoplossingen) volledig te kunnen benutten, moet dergelijke informatie in
vertrouwen kunnen worden overgedragen. Deze informatie kan immers verschillende
gebruiken voor verschillende actoren in verschillende geografische gebieden
hebben, en dus een bron van inkomsten zijn voor de makers en leiden tot een
doeltreffend middelengebruik. Door het versnipperde rechtskader zijn bedrijven
ook minder geneigd om grensoverschrijdende innovatieactiviteiten uit te voeren
die afhankelijk zouden zijn van het gebruik van als bedrijfsgeheim beschermde
informatie. Bij dergelijke activiteiten valt te denken aan de vestiging in een
andere lidstaat voor het produceren of in de handel brengen van
goederen/diensten die gebaseerd zijn op bedrijfsgeheimen, de levering van
goederen of de verlening van diensten aan een bedrijf in een andere lidstaat of
het uitbesteden van de productie aan een ander bedrijf in een lidstaat. In
dergelijke situaties kunnen inbreukmakende goederen zich over de markt
verspreiden indien het bedrijfsgeheim in een ander land met een zwakkere
bescherming wordt verduisterd. De bestaande nationale regels maken dus
grensoverschrijdende netwerken voor O&O en innovatie minder aantrekkelijk
en moeilijker. Ze brengen ook een hoger bedrijfsrisico teweeg in lidstaten met
een zwakkere bescherming. Dit heeft nadelige gevolgen voor de hele EU-economie,
aangezien enerzijds bedrijven minder geneigd zijn om grensoverschrijdend handel
te voeren en anderzijds "inbreukmakende goederen" uit dergelijke lidstaten
(of ingevoerd via deze lidstaten) zich over de interne markt kunnen
verspreiden. Het voorstel moet grensoverschrijdende samenwerking op het gebied
van O&O bevorderen: een duidelijke, krachtige en overal gelijkwaardige
bescherming van bedrijfsgeheimen tegen onrechtmatig gebruik bevordert het
grensoverschrijdend delen en overdragen van vertrouwelijke bedrijfsinformatie
en knowhow door de veronderstelde risico's en de transactiekosten als gevolg
van het rekening moeten houden met verschillende wetgevingen te beperken. Het
voorstel moet ook bedrijven meer stimuleren om grensoverschrijdend handel te
drijven, aangezien oneerlijke concurrentie door free riders op de
grensoverschrijdende markt wordt beperkt. Voor wat subsidiariteit betreft, worden de in
de effectbeoordeling vastgestelde problemen veroorzaakt door de diversiteit van
en het gebrek van samenhang in het bestaande regelgevende kader dat geen
gelijke voorwaarden schept voor EU-bedrijven. Dit heeft negatieve gevolgen voor
het concurrentievermogen van deze bedrijven en dat van de gehele EU. Om deze
problemen op te lossen is het tot stand brengen van meer samenhang tussen de
verschillende verhaalsmogelijkheden in de lidstaten cruciaal. Dergelijke
samenhang kan er niet komen door louter op lidstaatniveau op te treden. Uit
ervaring op dit gebied blijkt dat, zelfs wanneer de lidstaten in zekere mate
worden gecoördineerd, bv. door de Trips-overeenkomst, de nationale regels niet
voldoende worden geharmoniseerd. De vereiste omvang en effecten van de
voorgestelde maatregel nopen dus tot een optreden op EU-niveau. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen gevolgen voor de
EU-begroting. Alle maatregelen die de Commissie in het voorliggende voorstel
voorstelt te nemen, sluiten aan op en zijn verenigbaar met het nieuwe meerjarig
financieel kader 2014-2020. 5. TOELICHTING BIJ HET VOORSTEL 5.1. Algemene bepalingen In hoofdstuk I het onderwerp
gedefinieerd (artikel 1): de richtlijn is van toepassing op de onrechtmatige
verkrijging en openbaarmaking en het onrechtmatige gebruik van bedrijfsgeheimen
en op de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen die ter beschikking moeten
worden gesteld voor verhaal krachtens het burgerlijk recht. In hoofdstuk I, artikel 2, worden ook
belangrijke begrippen gedefinieerd. De definitie van "bedrijfsgeheim"
bestaat uit drie elementen: i) de informatie moet vertrouwelijk zijn; ii) de
informatie moet dankzij haar vertrouwelijkheid handelswaarde hebben; en iii) de
houder van het bedrijfsgeheim moet redelijke inspanningen hebben geleverd om de
informatie vertrouwelijk te houden. Deze definitie sluit aan bij de definitie
van "niet-openbaar gemaakte informatie" in de Trips-overeenkomst. De definitie van "houder van een
bedrijfsgeheim" omvat, net als in de Trips-overeenkomst, het concept van
de rechtmatigheid van de beschikking over het bedrijfsgeheim als een
sleutelelement. Bijgevolg kan het bedrijfsgeheim niet alleen door de
oorspronkelijke eigenaar van het bedrijfsgeheim, maar ook door de
licentiehouders worden verdedigd. De definitie van "inbreukmakend
goed" omvat een beoordeling van de evenredigheid. De goederen die op een
onrechtmatige manier zijn ontworpen, geproduceerd of in de handel gebracht,
moeten in aanzienlijke mate gebruikmaken van het desbetreffende bedrijfsgeheim
om te kunnen worden beschouwd als inbreukmakende goederen. De test moet worden
gebruikt wanneer maatregelen worden beoordeeld die rechtstreekse gevolgen
hebben voor goederen die door een inbreukmaker geproduceerd of in de handel
gebracht worden. In hoofdstuk II worden de omstandigheden
vastgesteld waarin de verkrijging, het gebruik en de openbaarmaking van een
bedrijfsgeheim onrechtmatig is (artikel 3) en de houder van het
bedrijfsgeheim dus het recht heeft om te vragen de maatregelen en
rechtsmiddelen die in de richtlijn zijn vastgesteld, toe te passen. Deze
handelingen zijn met name onrechtmatig als de houder van het bedrijfsgeheim
geen toestemming heeft gegeven. In artikel 3 wordt ook bepaald dat het gebruik
van een bedrijfsgeheim door een derde die niet rechtstreeks betrokken is bij de
oorspronkelijke onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of het
oorspronkelijke onrechtmatige gebruik, ook onrechtmatig is indien deze derde op
de hoogte was, of had moeten zijn, of in kennis werd gesteld van de
oorspronkelijke onrechtmatige handeling. In artikel 4 wordt uitdrukkelijk
verduidelijkt dat onafhankelijke ontdekking en reverse engineering legitieme
manieren zijn om informatie te verwerven. 5.2. Maatregelen, procedures en
rechtsmiddelen In hoofdstuk III worden de maatregelen,
procedures en rechtsmiddelen vastgesteld die ter beschikking moeten worden
gesteld van de houder van een bedrijfsgeheim indien dat bedrijfsgeheim door een
derde onrechtmatig wordt verworven, gebruikt of bekendgemaakt. In afdeling 1 worden de algemene beginselen
vastgesteld die van toepassing zijn op de burgerrechtelijke
handhavingsinstrumenten om het onrechtmatige gebruik van bedrijfsgeheimen te
voorkomen en tegen te gaan, met name doeltreffendheid, eerlijkheid en
evenredigheid (artikel 5). Er worden in deze afdeling ook waarborgen
vastgesteld om misbruik van procesrecht te voorkomen (artikel 6). In artikel 7
wordt een verjaringstermijn vastgesteld. In artikel 8 wordt bepaald dat de
lidstaten de rechterlijke instanties de mechanismen moeten bieden om de vertrouwelijkheid
van bedrijfsgeheimen die in de rechtbank in het kader van het proces worden
bekendgemaakt, te bewaren. Bij de eventuele maatregelen gaat het in ieder geval
om het volledig of gedeeltelijk beperken van de toegang tot de documenten die
de partijen of derden hebben ingediend; het beperken van de toegang tot
hoorzittingen en verslagen van hoorzittingen; het gelasten van de partijen of
derden om niet-vertrouwelijke versies van documenten met bedrijfsgeheimen,
alsook niet-vertrouwelijke versies van rechterlijke uitspraken op te stellen.
Deze maatregelen moeten op een evenredige manier worden toegepast zodat het
recht van de partijen op een eerlijke hoorzitting niet wordt ondermijnd. De
vertrouwelijkheidsmaatregelen moeten van toepassing zijn tijdens het proces,
maar ook na het proces indien om publieke toegang tot de documenten wordt
verzocht, zo lang de desbetreffende informatie een bedrijfsgeheim blijft. In afdeling 2 worden voorlopige en
conservatoire maatregelen vastgesteld in de vorm van voorlopige bevelen of
conservatoir beslag van inbreukmakende goederen (artikel 9). Er worden ook
waarborgen vastgesteld om de billijkheid en evenredigheid van deze voorlopige
en conservatoire maatregelen te verzekeren (artikel 10). Afdeling 3 bevat de maatregelen die kunnen
worden opgelegd bij de beslissing ten principale. In artikel 11 wordt het
verbod vastgesteld op het gebruik of de openbaarmaking van het bedrijfsgeheim,
het verbod om inbreukmakende goederen te produceren, aan te bieden, in de
handel te brengen of te gebruiken (of met dat doel in te voeren of op te slaan)
en corrigerende maatregelen. De corrigerende maatregelen vereisen onder andere
dat de inbreukmaker alle informatie waarover hij beschikt en die betrekking
heeft op een onrechtmatig verkregen, gebruikt of bekendgemaakt bedrijfsgeheim,
moet vernietigen of aan de oorspronkelijke houder van het bedrijfsgeheim moet
overhandigen. In artikel 12 worden waarborgen vastgesteld om de billijkheid en
evenredigheid van de maatregelen in artikel 11 te verzekeren. De toekenning van een schadevergoeding voor de
door de houder van het bedrijfsgeheim als gevolg van de onrechtmatige
verkrijging of openbaarmaking of het onrechtmatige gebruik van zijn
bedrijfsgeheim geleden schade, is opgenomen in artikel 13. In dit artikel wordt
opgeroepen rekening te houden met alle relevante factoren, waaronder de door de
verweerder onrechtmatig gemaakte winst. Er wordt ook voorzien in de
mogelijkheid om de schadevergoeding te berekenen op basis van hypothetische
royalty's, overeenkomstig de bepalingen voor inbreuken op
intellectuele-eigendomsrechten. Artikel 14 geeft de bevoegde rechterlijke
instanties de bevoegdheid om op verzoek van de eisende partij
openbaarmakingsmaatregelen vast te stellen, zoals de openbaarmaking van de
beslissing ten principale, op voorwaarde dat het bedrijfsgeheim niet openbaar
wordt gemaakt en na de beoordeling van de evenredigheid van de maatregel. De richtlijn bevat geen regels over
grensoverschrijdende handhaving van rechterlijke uitspraken, aangezien algemene
EU-regels ter zake van toepassing zijn en de handhaving in alle lidstaten
mogelijk maken van uitspraken van rechtbanken die de invoer in de EU van
inbreukmakende goederen verbieden. 5.3. Sancties, verslaglegging en
slotbepalingen Om te verzekeren dat de richtlijn doeltreffend
wordt toegepast en dat de beoogde doelstellingen worden verwezenlijkt, wordt in
hoofdstuk IV voorzien in de toepassing van sancties indien niet wordt
voldaan aan de maatregelen in hoofdstuk III, en in bepalingen betreffende
monitoring en verslaglegging. De Commissie is van mening dat, overeenkomstig
de gezamenlijke verklaringen over toelichtende stukken[2], er onvoldoende
argumenten zijn om de lidstaten formeel om toelichtende stukken te verzoeken om
het verband tussen de inhoud van de richtlijn en de overeenkomstige delen van
de nationale omzettingsinstrumenten toe te lichten. De richtlijn is technisch
gezien niet bijzonder ingewikkeld, bevat slechts een beperkt aantal wettelijke
verplichtingen die omzetting in nationaal recht vereisen, en gaat over een goed
afgebakend onderwerp dat al op nationaal niveau werd geregeld met betrekking
tot het aanverwante gebied van IER's. Daarom zal de omzetting op nationaal
niveau naar verwachting niet ingewikkeld zal zijn, wat de monitoring van de omzetting
zou moeten vergemakkelijken. 2013/0402 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende de bescherming van niet-openbaar
gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het
onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 114, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[3], Na raadpleging van de Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming[4], Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) (1) Bedrijven en
niet-commerciële onderzoeksinstellingen investeren in het verwerven,
ontwikkelen en toepassen van knowhow en informatie, de twee kernelementen van
de kenniseconomie. Deze investering in het ontwikkelen en toepassen van
intellectueel kapitaal is bepalend voor hun concurrentievermogen op de markt en
bijgevolg voor het rendement van hun investeringen, de eigenlijke grond voor
onderzoek en ontwikkeling door bedrijven. Bedrijven nemen hun toevlucht tot
verschillende middelen om zich de resultaten van hun innovatieactiviteiten toe
te eigenen, wanneer ze vanwege de openheid hun investeringen in onderzoek en
innovatie niet volledig kunnen laten renderen. Voorbeelden van dergelijke
middelen zijn formele intellectuele-eigendomsrechten zoals patenten, rechten op
tekeningen of modellen of het auteursrecht. Een ander middel is het afschermen
van de toegang en het benutten van de kennis die waardevol voor de entiteit en
niet algemeen bekend is. Dergelijke knowhow en bedrijfsinformatie, die niet
openbaar zijn gemaakt en bedoeld zijn om vertrouwelijk te blijven, worden
"bedrijfsgeheim" genoemd. Ongeacht hun omvang hechten bedrijven
evenveel belang aan bedrijfsgeheimen als aan patenten en andere vormen van
intellectueel-eigendomsrechten. Ze gebruiken vertrouwelijkheid als een
beheersinstrument voor de innovatie van hun bedrijfsactiviteiten en onderzoek,
dat op een breed scala aan informatie betrekking heeft, van technologische
kennis tot handelsgegevens zoals informatie over klanten en leveranciers,
bedrijfsplannen, marktonderzoek en marktstrategieën. Door dergelijke,
uiteenlopende vormen van knowhow en handelsinformatie te beschermen, als
aanvulling op of alternatief voor intellectuele-eigendomsrechten, laten bedrijfsgeheimen
de maker toe profijt te trekken uit zijn schepping en innovaties, waardoor ze
bijzonder belangrijk zijn voor onderzoek en ontwikkeling en voor innovatie. (2) Open innovatie is een
belangrijke hefboom voor de ontwikkeling van nieuwe kennis en ondersteunt het
ontstaan van nieuwe, innovatieve bedrijfsmodellen die gebaseerd zijn op het
gebruik van kennis die door verschillende partijen is gecreëerd.
Bedrijfsgeheimen spelen een belangrijke rol bij de bescherming van
kennisuitwisseling in het kader van onderzoek en ontwikkeling en innovatie
tussen bedrijven op de interne markt of met bedrijven buiten de interne markt.
Gezamenlijk onderzoek, met inbegrip van grensoverschrijdende samenwerking, is
bijzonder belangrijk om het niveau van bedrijfsonderzoek en -ontwikkeling door
bedrijven op de interne markt te vergroten. Open innovatie zorgt ervoor dat
nieuwe ideeën, die tegemoet komen aan de behoeften van consumenten en die een
oplossing bieden voor maatschappelijke problemen, gemakkelijker hun weg naar de
markt vinden. Op een interne markt waar belemmeringen voor dergelijke
grensoverschrijdende samenwerking zo veel mogelijk worden beperkt en waar
samenwerking niet is verstoord, moeten intellectuele schepping en innovatie
investeringen in innovatieve processen, diensten en producten aanmoedigen. Een
dergelijk klimaat dat gunstig is voor intellectuele schepping en innovatie is
ook belangrijk voor het scheppen van banen en het verbeteren van het
concurrentievermogen van de economie van de Unie. Bedrijfsgeheimen vormen een
van de meest gebruikte manieren waarop bedrijven intellectuele schepping en
innovatieve knowhow beschermen. Toch worden ze door het bestaande rechtskader
van de Unie het minst beschermd tegen de onrechtmatige verkrijging of
openbaarmaking of onrechtmatig gebruik door derden. (3) Innovatieve bedrijven zijn
steeds meer blootgesteld aan oneerlijke praktijken die gericht zijn op het
onrechtmatige gebruik van bedrijfsgeheimen, zoals diefstal, kopiëren zonder
toestemming, economische spionage en inbreuk op vertrouwelijkheidsvereisten. De
bedreiging door dergelijke praktijken komt zowel van binnen als van buiten de
Unie. Het risico van deze praktijken wordt gevoed door recente ontwikkelingen,
zoals globalisering, toegenomen uitbesteding, langere toeleveringsketens,
ruimere toepassing van informatie- en communicatietechnologie enz. De
onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of het onrechtmatige gebruik van
een bedrijfsgeheim is een bedreiging voor het vermogen van de rechtmatige
houder van het bedrijfsgeheim om als pionier voordeel te halen uit de
resultaten van zijn innovatieactiviteiten. Zonder doeltreffende en
vergelijkbare rechtsinstrumenten om bedrijfsgeheimen in de hele Unie te
beschermen, zijn bedrijven minder geneigd om grensoverschrijdende innovatieactiviteiten
binnen de interne markt uit te voeren en kan het potentieel van
bedrijfsgeheimen om economische groei en werkgelegenheid te stimuleren niet
worden benut. Bijgevolg worden innovatie en creativiteit ontmoedigd en nemen de
investeringen af, wat negatieve gevolgen heeft voor de goede werking en het
groeipotentieel van de interne markt. (4) Op internationaal niveau
werden in het kader van de Wereldhandelsorganisatie inspanningen geleverd om
dit probleem op te lossen. Dit leidde tot de Overeenkomst inzake de
handelsaspecten van de intellectuele eigendom (de Trips-overeenkomst -
Agreement on Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights). De
overeenkomst bevat onder andere bepalingen over de bescherming van
bedrijfsgeheimen tegen de onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of het
onrechtmatige gebruik ervan door derden, die als gemeenschappelijke
internationale normen zijn aanvaard. Alle lidstaten, alsook de Unie zelf,
moeten deze Overeenkomst, die werd goedgekeurd bij Besluit 94/800/EG van de
Raad, naleven[5]. (5) Ondanks de Trips-overeenkomst
zijn er aanzienlijke verschillen tussen de wetgevingen van de lidstaten voor
wat de bescherming van bedrijfsgeheimen tegen de onrechtmatige verkrijging of
openbaarmaking of het onrechtmatige gebruik ervan door andere personen betreft.
Zo hebben niet alle lidstaten een nationale definitie vastgesteld van
bedrijfsgeheimen en/of onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of
onrechtmatig gebruik van een bedrijfsgeheim. Hierdoor is de reikwijdte van de bescherming
niet gemakkelijk te achterhalen en verschilt deze tussen de lidstaten.
Bovendien is er geen samenhang wat betreft de rechtsmiddelen die het burgerlijk
recht biedt in het geval van onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of
onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen, aangezien stakingsbevelen ten
aanzien van derden die geen concurrenten zijn van de rechtmatige houder van het
bedrijfsgeheim, niet altijd in alle lidstaten kunnen worden uitgevaardigd. In
de lidstaten wordt ook op uiteenlopende manieren omgegaan met derden die het
bedrijfsgeheim te goeder trouw hebben verworven, maar daarna, tijdens het
gebruik, ontdekken dat de verkrijging is gebaseerd op een vorige onrechtmatige
verkrijging door een andere partij. (6) De nationale regels verschillen
ook voor wat betreft de mogelijkheid voor de rechtmatige houder van een
bedrijfsgeheim te verzoeken om de goederen te vernietigen die zijn geproduceerd
door derden die bedrijfsgeheimen onrechtmatig gebruiken, of om de documenten,
de bestanden of het materiaal dat het onrechtmatig verkregen of gebruikte
bedrijfsgeheim bevat of uitvoert, terug te geven of te vernietigen. Ook houden
de toepasselijke nationale regels betreffende de berekening van de
schadevergoeding niet altijd rekening met de immateriële aard van
bedrijfsgeheimen, waardoor het moeilijk is de werkelijke verliezen of de
onterechte verrijking van de inbreukmaker aan te tonen als de marktwaarde van
de desbetreffende informatie niet kan worden vastgesteld. Slechts enkele
lidstaten voorzien in de toepassing van abstracte regels voor de berekening van
schadevergoeding op basis van de redelijke royalty of vergoeding die
verschuldigd zou zijn geweest indien een licentie voor het gebruik van het
bedrijfsgeheim zou hebben bestaan. Daarnaast bieden de regels van veel
lidstaten geen waarborg dat de vertrouwelijkheid van een bedrijfsgeheim bewaard
blijft indien de houder van een bedrijfsgeheim een klacht indient wegens een
vermeende onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of een vermeend
onrechtmatig gebruik van het bedrijfsgeheim door een derde. Hierdoor zijn de
bestaande maatregelen en rechtsmiddelen minder aantrekkelijk en wordt de
geboden bescherming verzwakt. (7) Door de verschillen in de
rechtsbescherming van bedrijfsgeheimen in de lidstaten, genieten
bedrijfsgeheimen niet in de gehele Unie dezelfde mate van bescherming. Dit
leidt tot versnippering van de interne markt op dit gebied en een geringer
algemeen afschrikkend effect van de regels. Dergelijke verschillen hebben
gevolgen voor de interne markt in zoverre de bedrijven hierdoor minder geneigd
zijn om grensoverschrijdende economische innovatieactiviteiten uit te voeren,
met inbegrip van samenwerking met partners voor onderzoek of productie of
uitbesteding of investeringen in andere lidstaten, die zouden afhankelijk zijn
van het gebruik van als bedrijfsgeheim beschermde informatie.
Grensoverschrijdend netwerkonderzoek en -ontwikkeling en grensoverschrijdende
innovatieactiviteiten, ook voor daarmee verband houdende productie en nadien
grensoverschrijdende handel, worden binnen de Unie minder aantrekkelijk en
moeilijker, met ook ondoelmatige innovatie op Unieschaal als gevolg. Daarnaast
zijn de bedrijfsrisico's groter in lidstaten met een relatief zwakkere
bescherming, waar bedrijfsgeheimen gemakkelijker kunnen worden gestolen of op
een andere manier onrechtmatig kunnen worden verkregen. Omdat er meer moet
worden uitgegeven aan beschermingsmaatregelen om deze ontoereikende
rechtsbescherming in sommige landen te compenseren, leidt dit ertoe dat het kapitaal
voor groeibevorderende innovatie op de interne markt niet doelmatig wordt
besteed. Dit stimuleert ook de activiteiten van oneerlijke concurrenten, die na
de onrechtmatige verkrijging van bedrijfsgeheimen goederen die op dergelijke
geheimen zijn gebaseerd, op de interne markt kunnen verspreiden. Als gevolg van
verschillen in de wetgeving kunnen ook goederen uit derde landen waarvan het
ontwerp, de productie of het in de handel brengen gebaseerd is op gestolen of
op een andere manier onrechtmatig verkregen bedrijfsgeheimen, gemakkelijker in
de Unie worden ingevoerd via punten van binnenkomst die minder goed zijn
beschermd. Algemeen kan worden gesteld dat dergelijke verschillen nadelig zijn
voor de goede werking van de interne markt. (8) Er moeten op het niveau van
de Unie regels worden vastgesteld om de nationale wetgevingsstelsels op elkaar
af te stemmen, zodat er op de gehele interne markt een toereikend en consistent
niveau van rechtsmiddelen is in geval van onrechtmatige verkrijging of
openbaarmaking of onrechtmatig gebruik van een bedrijfsgeheim. Hiertoe is het
belangrijk een homogene definitie van bedrijfsgeheim vast te stellen zonder het
tegen onrechtmatig gebruik te beschermen voorwerp te beperken. Deze definitie
moet daarom betrekking hebben op bedrijfsinformatie, technologische informatie
en knowhow, wanneer er zowel een legitiem belang is bij het vertrouwelijk
houden als een legitieme verwachting ten aanzien van het bewaren van deze
vertrouwelijkheid. Deze definitie sluit logischerwijs alledaagse informatie uit
en mag geen betrekking hebben op de kennis en vaardigheden die werknemers
vergaren tijdens de normale uitoefening van hun functie en die bekend zijn bij
of toegankelijk voor personen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden
met de desbetreffende soort informatie. (9) Het is ook belangrijk de
omstandigheden vast te stellen waaronder rechtsbescherming is gerechtvaardigd.
Hiertoe moeten de gedragingen en praktijken worden vastgesteld die moeten
worden beschouwd als onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of
onrechtmatig gebruik van een bedrijfsgeheim. Openbaarmaking door de
instellingen en organen van de Unie of de nationale overheden van
bedrijfsinformatie waarover zij krachtens de verplichtingen in Verordening (EG)
nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad[6] of andere regels
betreffende de toegang tot documenten beschikken, mag niet worden beschouwd als
onrechtmatige openbaarmaking van een bedrijfsgeheim. (10) Gezien het belang van
innovatie en om concurrentie te bevorderen, mag deze richtlijn geen exclusieve
rechten vaststellen op de knowhow of informatie die als bedrijfsgeheim is
beschermd. Bijgevolg blijft onafhankelijke ontdekking van dezelfde knowhow en
informatie mogelijk en mogen concurrenten van de houder van het bedrijfsgeheim
reverse engineering toepassen op elk rechtmatig verworven product. (11) In overeenstemming met het
evenredigheidsbeginsel moeten de maatregelen en rechtsmiddelen om
bedrijfsgeheimen te beschermen, worden afgestemd op de doelstelling van een
goede werking van de interne markt voor onderzoek en innovatie, en mogen
hierbij geen andere doelstellingen en beginselen van openbaar belang in gevaar
worden gebracht. In dit opzicht zorgen de maatregelen en rechtsmiddelen ervoor
dat de bevoegde rechterlijke instanties rekening houden met de waarde van een
bedrijfsgeheim, de ernst van het gedrag dat heeft geleid tot de onrechtmatige
verkrijging of openbaarmaking of het onrechtmatige gebruik van het
bedrijfsgeheim en de gevolgen van dergelijk gedrag. De bevoegde rechterlijke
instanties moeten ook de discretionaire bevoegdheid krijgen om de belangen van
de partijen bij de gerechtelijke procedure af te wegen, alsook de belangen van
de derden met inbegrip van, indien van toepassing, de consumenten. (12) De goede werking van de
interne markt zou worden ondermijnd indien de geboden maatregelen en
rechtsmiddelen zouden worden gebruikt om onrechtmatige, met de doelstellingen
van deze richtlijn onverenigbare doelen na te streven. Het is daarom belangrijk
dat de rechterlijke instanties de bevoegdheid krijgen om het misbruik te
bestraffen van eisers die te kwader trouw handelen en duidelijk ongegronde
verzoeken indienen. Het is eveneens belangrijk dat de geboden maatregelen en
rechtsmiddelen geen beperking vormen voor de vrijheid van meningsuiting en
informatie (die de vrijheid en de pluriformiteit van de media omvat, als
bepaald in artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese
Unie) of de activiteiten van klokkenluiders. Daarom mag de bescherming van
bedrijfsgeheimen geen betrekking hebben op gevallen waarin de openbaarmaking
van een bedrijfsgeheim het openbaar belang dient, in zoverre relevant wangedrag
of onrecht aan het licht wordt gebracht. (13) In het belang van
rechtszekerheid en omdat van de rechtmatige houders van bedrijfsgeheimen wordt
verwacht dat zij zich inspannen om hun waardevolle bedrijfsgeheimen
vertrouwelijk te houden en toezicht op het gebruik ervan te houden, is het
passend om de mogelijkheid acties te ondernemen ter bescherming van
bedrijfsgeheimen te beperken tot een welbepaalde periode na de datum waarop de
houders van een bedrijfsgeheim zich bewust werden of hadden moeten worden, van
de onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of het onrechtmatige gebruik van
hun bedrijfsgeheim door een derde. (14) Rechtmatige houders van
bedrijfsgeheimen zijn vaak terughoudend om procedures in te leiden voor de
bescherming van hun bedrijfsgeheimen uit vrees de vertrouwelijkheid van de
bedrijfsgeheimen tijdens de gerechtelijke procedure te verliezen. Deze vrees
brengt de doeltreffendheid van de maatregelen en rechtsmiddelen in het gedrang.
Daarom is het noodzakelijk om, met inachtneming van de nodige waarborgen om het
recht op een eerlijk proces te verzekeren, specifieke eisen vast te stellen die
de vertrouwelijkheid van het betreffende bedrijfsgeheim beschermen tijdens de
ter verdediging van dat bedrijfsgeheim ingeleide gerechtelijke procedures. Deze
eisen zien onder meer op de mogelijkheid om de toegang tot bewijsmateriaal of
hoorzittingen te beperken, of om uitsluitend de niet-vertrouwelijke elementen
van rechterlijke uitspraken bekend te maken. Deze vorm van bescherming moet ook
na afloop van de gerechtelijke procedures van toepassing blijven, zolang de
informatie waarop het bedrijfsgeheim betrekking heeft niet tot het publieke
domein behoort. (15) Onrechtmatige verkrijging van
een bedrijfsgeheim door een derde kan voor de rechtmatige houder nefast zijn,
aangezien het voor de houder niet meer mogelijk is om nadat het bedrijfsgeheim
openbaar is gemaakt, de situatie van voor het verlies van het bedrijfsgeheim te
herstellen. Bijgevolg is het zeer belangrijk dat wordt voorzien in snelle,
toegankelijke voorlopige maatregelen zodat onmiddellijk een einde kan worden
gemaakt aan de onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of het onrechtmatige
gebruik van een bedrijfsgeheim. Deze maatregelen moeten beschikbaar zijn zonder
dat eerst een beschikking ter principale moet worden afgewacht. Hierbij moet
echter wel naar behoren rekening worden gehouden met de rechten van de
verdediging en het evenredigheidsbeginsel, met inachtneming van de
bijzonderheden van de desbetreffende zaak. Er kunnen ook toereikende waarborgen
worden geëist met betrekking tot de kosten en schade van de verweerder in het
geval het verzoek niet gegrond is, met name wanneer uitstel onherstelbare
schade voor de rechtmatige houder van een bedrijfsgeheim zou veroorzaken. (16) Om dezelfde reden is het ook
belangrijk te voorzien in maatregelen om verder onrechtmatig gebruik of
onrechtmatige openbaarmaking van een bedrijfsgeheim te voorkomen.
Verbodsmaatregelen kunnen slechts doeltreffend zijn als hun looptijd, wanneer
er door de omstandigheden een tijdsbeperking is vereist, voldoende lang is om
de handelsvoordelen teniet te doen die de derde zou hebben kunnen halen uit het
onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim.
Dergelijke maatregelen mogen in geen geval worden afgedwongen als de informatie
waarop het bedrijfsgeheim oorspronkelijk betrekking had al tot het publieke
domein behoort op gronden die niet aan de verweerder kunnen worden toegerekend.
(17) Een bedrijfsgeheim kan
onrechtmatig worden gebruikt om goederen, of onderdelen daarvan, te ontwerpen,
produceren of in de handel te brengen. Als deze goederen of onderdelen
vervolgens op binnen de interne markt worden verspreid, worden de
handelsbelangen van de houder van het bedrijfsgeheim en de werking van de
interne markt geschaad. In deze gevallen, en wanneer het desbetreffende
bedrijfsgeheim een aanzienlijk effect heeft op de kwaliteit, waarde of prijs
van de goederen die daaruit voortvloeien of op het beperken van de kosten of
het vergemakkelijken of versnellen van de productie of het in de handel
brengen, is het belangrijk dat de rechterlijke instanties de bevoegdheid hebben
om passende maatregelen te gelasten die ervoor zorgen dat deze goederen niet in
de handel worden gebracht of uit de handel worden gehaald. Aangezien wereldwijd
handel wordt gedreven, is het ook noodzakelijk dat deze maatregelen de invoer van
dergelijke goederen in de Unie of het opslaan met het oog op het aanbieden of
in de handel brengen ervan, verbieden. Krachtens het evenredigheidsbeginsel
hoeven corrigerende maatregelen niet noodzakelijk te leiden tot de vernietiging
van goederen indien er andere, haalbare opties zijn. Dergelijke opties omvatten
bijvoorbeeld het goed ontdoen van zijn inbreukmakende kwaliteit of het zich
ontdoen van de goederen buiten de markt door ze bijvoorbeeld te schenken aan
liefdadigheidsorganisaties. (18) Een persoon kan een
bedrijfsgeheim te goeder trouw hebben verworven, en slechts later beseffen,
bijvoorbeeld nadat hij door de originele houder van het bedrijfsgeheim in
kennis is gesteld, dat zijn kennis van het desbetreffende bedrijfsgeheim
afkomstig is van bronnen die het betreffende bedrijfsgeheim op een
onrechtmatige manier gebruiken of openbaar maken. Om te vermijden dat onder
dergelijke omstandigheden de corrigerende maatregelen of rechterlijke bevelen
onevenredige schade aan deze persoon zouden toebrengen, moeten lidstaten,
desgevallend, als alternatieve oplossing, voorzien in de mogelijkheid van het
toekennen van een geldelijke compensatie aan de benadeelde partij. Deze
geldelijke compensatie mag echter niet meer bedragen dan het bedrag van de
royalty's of vergoedingen dat verschuldigd zou zijn geweest indien die persoon
toestemming had verkregen om het desbetreffende bedrijfsgeheim te gebruiken
voor de periode waarin de oorspronkelijke houder van het bedrijfsgeheim het
gebruik van het bedrijfsgeheim had kunnen voorkomen. Indien echter het
onrechtmatige gebruik van het bedrijfsgeheim anderszins dan in deze richtlijn
is bepaald een inbreuk op wetgeving zou inhouden of consumenten schade zou
kunnen berokkenen, mag dergelijk onrechtmatig gebruik niet worden toegestaan. (19) Om te vermijden dat een
persoon die wist of redelijkerwijs had moeten weten dat hij een bedrijfsgeheim
onrechtmatig verwerft, gebruikt of openbaar maakt, voordeel haalt uit dergelijk
gedrag, en om te verzekeren dat de benadeelde houder van het bedrijfsgeheim zo
veel mogelijk in de positie wordt geplaatst waarin hij zich zou hebben bevonden
als dat gedrag niet had plaats gevonden, moet een passende compensatie worden
vastgesteld voor de als gevolg van het onrechtmatige gedrag geleden schade. Het
bedrag van de schadevergoeding voor de benadeelde houder van het bedrijfsgeheim
moet worden vastgesteld met inachtneming van alle omstandigheden van het geval,
zoals het door de houder van het bedrijfsgeheim geleden inkomensverlies of de
door de inbreukmaker onrechtmatig gemaakte winst en, in voorkomend geval, de
aan de houder van het bedrijfsgeheim toegebrachte morele schade. Als
alternatief, bijvoorbeeld indien, gezien de immateriële aard van
bedrijfsgeheimen, de feitelijke schade moeilijk te bepalen is, kan het bedrag
van de schadevergoeding worden afgeleid uit elementen als het bedrag dat aan
royalty's of vergoedingen verschuldigd zou zijn geweest indien de inbreukmaker
toestemming had gevraagd om het desbetreffende bedrijfsgeheim te gebruiken. Het
is niet de bedoeling een verplichting te introduceren om te voorzien in een
niet-compensatoire schadevergoeding, maar om schadeloosstelling te verzekeren
die op een objectieve grondslag berust, waarbij tevens rekening wordt gehouden
met de kosten van de houder van het bedrijfsgeheim, bijvoorbeeld voor opsporing
en onderzoek. (20) Als extra afschrikking voor
toekomstige inbreukmakers en als bijdrage tot de bewustmaking van het brede
publiek, is het nuttig uitspraken bekend te maken, bijvoorbeeld waar passend
via opvallende publiciteit, in zaken betreffende de onrechtmatige verkrijging
of openbaarmaking of het onrechtmatige gebruik van bedrijfsgeheimen. Men moet
er echter wel voor zorgen dat door deze bekendmaking het bedrijfsgeheim niet
openbaar wordt gemaakt of de persoonlijke levenssfeer en reputatie van
natuurlijke personen onevenredig worden geschaad. (21) De doeltreffendheid van de
maatregelen en rechtsmiddelen waarover de houders van bedrijfsgeheimen
beschikken, kan worden ondermijnd indien niet wordt voldaan aan de relevante
uitspraken van de bevoegde rechterlijke instanties. Het is daarom belangrijk
ervoor te zorgen dat deze instanties de nodige sanctiebevoegdheden krijgen. (22) Ter bevordering van de
eenvormige toepassing van de maatregelen ter bescherming van bedrijfsgeheimen
is het wenselijk te voorzien in systemen voor de samenwerking en
informatie-uitwisseling tussen enerzijds de lidstaten onderling en anderzijds
de lidstaten en de Commissie, met name door het opzetten van een netwerk van
door de lidstaten aangewezen correspondenten. Om te evalueren of deze
maatregelen aan hun doelstellingen voldoen, moet de Commissie ook de toepassing
van deze richtlijn en de doeltreffendheid van de nationale maatregelen
onderzoeken. Ze kan zich, indien nodig, hierbij laten bijstaan door het
Europees Waarnemingscentrum voor inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten. (23) Deze richtlijn eerbiedigt de
grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name worden erkend door het
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, inzonderheid het recht op
eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op
bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van meningsuiting en van
informatie, de vrijheid van beroep en het recht om te werken, de vrijheid van
ondernemerschap, het recht op eigendom, het recht op behoorlijk bestuur, het
recht op toegang tot documenten en het zakengeheim, het recht op een
doeltreffende voorziening in rechte, het recht op een onpartijdig gerecht en de
rechten van de verdediging. (24) Het is belangrijk dat het
recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van
persoonsgegevens van de personen die betrokken zijn bij gerechtelijke
procedures betreffende de onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of het onrechtmatige
gebruik van bedrijfsgeheimen en van wie de persoonsgegevens worden verwerkt,
worden nageleefd. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad [7] regelt de verwerking
van persoonsgegevens die in de lidstaten in het kader van deze richtlijn wordt
uitgevoerd onder het toezicht van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten,
met name de onafhankelijke overheidsinstellingen die de lidstaten hebben
aangewezen. (25) Aangezien de doelstelling van
deze richtlijn, met name een goede werking van de interne markt door de
vaststelling van een toereikend en vergelijkbaar niveau van rechtsmiddelen
binnen de interne markt voor gevallen van onrechtmatige verkrijging of
openbaarmaking of onrechtmatig gebruik van een bedrijfsgeheim, niet voldoende
door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en bijgevolg, vanwege de omvang en
gevolgen daarvan, beter op het niveau van de Unie kan worden bereikt, kan de
Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese
Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het
in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn
niet verder dan hetgeen noodzakelijk is om deze doelstellingen te bereiken. (26) Deze richtlijn heeft niet ten
doel geharmoniseerde regels betreffende justitiële samenwerking, rechterlijke
bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en
handelszaken vast te stellen, noch zich met de toepasselijke wetgeving bezig te
houden. Andere Unie-instrumenten die deze onderwerpen in algemene zin regelen,
dienen in beginsel ook van toepassing te blijven op het gebied waarop deze
richtlijn betrekking heeft. (27) Deze richtlijn doet geen
afbreuk aan de toepassing van de mededingingsregels, met name niet aan de
artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie. De bepalingen van deze richtlijn mogen niet worden gebruikt voor
onrechtmatige, met het Verdrag strijdige concurrentiebeperking. (28) De ter bescherming van
bedrijfsgeheimen tegen onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking en
onrechtmatig gebruik vastgestelde bepalingen mogen geen gevolgen hebben voor de
toepassing van andere relevante wetgeving op andere gebieden, zoals
intellectuele-eigendomsrechten, persoonlijke levenssfeer, toegang tot
documenten en het overeenkomstenrecht. Indien echter het toepassingsgebied van
Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad[8] en het
toepassingsgebied van deze richtlijn elkaar overlappen, krijgt deze richtlijn
als lex specialis voorrang. HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN
VASTGESTELD: Hoofdstuk I Onderwerp en toepassingsgebied Artikel 1
Onderwerp Deze richtlijn stelt de regels vast
betreffende de bescherming tegen het onrechtmatig verkrijgen, openbaar maken
gebruiken van bedrijfsgeheimen. Artikel 2
Definities In deze richtlijn wordt verstaan onder: 1) "bedrijfsgeheim":
informatie die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet: a) de informatie is geheim in die zin dat
zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar
bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor
personen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met de
desbetreffende soort informatie; b) de informatie bezit handelswaarde omdat
zij geheim is, en c) de informatie is door de persoon die
rechtmatig daarover beschikt, onderworpen aan, gezien de omstandigheden,
redelijke maatregelen om deze geheim te houden; 2) "houder van het
bedrijfsgeheim": ieder natuurlijke of rechtspersoon die rechtmatig over
een bedrijfsgeheim beschikt; 3) "inbreukmaker": iedere
natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsgeheimen onrechtmatig verkregen,
gebruikt of openbaar gemaakt heeft; 4) "inbreukmakende goederen":
goederen waarvan het ontwerp, de kwaliteit, de productie of het in de handel
brengen aanzienlijk baat hebben bij bedrijfsgeheimen die onrechtmatig zijn
verkregen, gebruikt of openbaar gemaakt. Hoofdstuk II Het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en
openbaar maken van bedrijfsgeheimen Artikel 3
Het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken van bedrijfsgeheimen 1. De lidstaten dragen er zorg
voor dat de houders van bedrijfsgeheimen het recht hebben om te verzoeken om de
maatregelen, procedures en rechtsmiddelen die in deze richtlijn zijn
vastgesteld ter voorkoming van, of om schadeloosstelling te verkrijgen voor,
het onrechtmatig verkrijgen, openbaar maken of gebruiken van een
bedrijfsgeheim. 2. De verkrijging van een
bedrijfsgeheim zonder de toestemming van de houder van het bedrijfsgeheim wordt
als onrechtmatig beschouwd wanneer de verkrijging opzettelijk of met grove
nalatigheid gebeurde door middel van: a) onbevoegde toegang tot of het kopiëren
van documenten, voorwerpen, materialen, stoffen of elektronische bestanden
waarover de houder van het bedrijfsgeheim rechtmatig beschikt en die het
bedrijfsgeheim bevatten of waaruit het bedrijfsgeheim kan worden afgeleid; b) diefstal; c) omkoping; d) bedrog; e) inbreuk op, of aansporing tot inbreuk op
een vertrouwelijkheidsovereenkomst of een andere verplichting tot
geheimhouding; f) andere gedragingen die, gezien de
omstandigheden, worden beschouwd als strijdig met eerlijke handelspraktijken. 3. Het gebruik of het openbaar
maken van een bedrijfsgeheim wordt als onrechtmatig beschouwd wanneer dit,
zonder de toestemming van de houder van het bedrijfsgeheim, opzettelijk of met
grove nalatigheid plaatsvindt door een persoon die aan een van de volgende
voorwaarden voldoet: a) de persoon heeft het bedrijfsgeheim op
onrechtmatige manier verworven; b) de persoon pleegt inbreuk op een
vertrouwelijkheidsovereenkomst of een andere verplichting tot geheimhouding van
het bedrijfsgeheim; c) de persoon pleegt inbreuk op een
contractuele of andere verplichting tot beperking van het gebruik van het
bedrijfsgeheim. 4. Het
gebruik of de openbaarmaking van een bedrijfsgeheim wordt ook als onrechtmatig
beschouwd wanneer een persoon op het moment van gebruik of openbaarmaking wist
of, gezien de omstandigheden, had moeten weten dat het bedrijfsgeheim werd
verkregen van een andere persoon die het bedrijfsgeheim in de zin van lid 3 op
een onrechtmatige manier gebruikte of openbaar maakte. 5. Het bewust en opzettelijk
produceren, aanbieden of in de handel brengen van inbreukmakende goederen, of
de invoer, uitvoer of opslag van inbreukmakende goederen voor deze doeleinden,
wordt als een onrechtmatig gebruik van een bedrijfsgeheim beschouwd. Artikel 4
Het rechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken van bedrijfsgeheimen 1. De verkrijging van
bedrijfsgeheimen wordt als onrechtmatig beschouwd indien deze geheimen werden
verkregen op een van de volgende manieren: a) onafhankelijke ontdekking of schepping; b) observatie, onderzoek, demontage of
testen van een product of voorwerp dat ter beschikking van het publiek werd
gesteld of dat op een rechtmatige manier in het bezit is van de persoon die
informatie verwerft; c) uitoefening van het recht van
vertegenwoordigers van medewerkers op informatie en raadpleging in
overeenstemming met wetgeving en/of praktijken op Unie- of nationaal niveau; d) andere praktijken die, gezien de
omstandigheden, als verenigbaar met eerlijke handelspraktijken worden
beschouwd. 2. De lidstaten dragen er zorg
voor dat er geen recht is om te verzoeken om de maatregelen, procedures en
rechtsmiddelen die in deze richtlijn zijn vastgesteld, wanneer de vermeende
verkrijging, openbaarmaking of het vermeende gebruik van het bedrijfsgeheim in
een van de volgende gevallen plaatsvond: a) voor de rechtmatige uitoefening van het
recht op vrijheid van meningsuiting en informatie; b) voor het onthullen van wangedrag, fouten
of illegale activiteiten van een eiser, op voorwaarde dat de vermeende
verkrijging of openbaarmaking of het vermeende gebruik van het bedrijfsgeheim
nodig was voor de onthulling en dat de verweerder handelde in het algemeen
belang; c) het bedrijfsgeheim werd openbaar gemaakt
door medewerkers aan hun vertegenwoordigers in het kader van de rechtmatige
uitoefening van hun vertegenwoordigende functies; d) om te voldoen aan een niet-contractuele
verplichting; e) ter bescherming van een rechtmatig
belang. Hoofdstuk III Maatregelen, procedures en rechtsmiddelen Afdeling 1
Algemene bepalingen Artikel 5
Algemene verplichting 1. De lidstaten stellen de
maatregelen, procedures en rechtsmiddelen vast die nodig zijn om te waarborgen
dat tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken van
bedrijfsgeheimen een civiele vordering kan worden ingesteld. 2. Deze maatregelen, procedures
en rechtsmiddelen: a) dienen eerlijk en billijk te zijn; b) mogen niet onnodig ingewikkeld of
kostbaar zijn en mogen geen onredelijke termijnen of nodeloze vertragingen
inhouden; c) dienen doeltreffend en ontradend te zijn. Artikel 6
Evenredigheid en misbruik van procesrecht 1. De lidstaten dragen er zorg
voor dat de bevoegde rechterlijke instanties de maatregelen, procedures en
rechtsmiddelen waarin in overeenstemming met deze richtlijn wordt voorzien,
toepassen op een manier die: a) evenredig is; b) het ontstaan van belemmeringen voor
legitiem handelsverkeer binnen de interne markt vermijdt; c) waarborgt dat deze niet worden misbruikt. 2. De lidstaten dragen er zorg
voor dat, wanneer de bevoegde rechterlijke instanties vaststellen dat een
klacht betreffende de onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of het
onrechtmatige gebruik van een bedrijfsgeheim kennelijk ongegrond is en dat de
eiser de gerechtelijke procedures te kwader trouw heeft ingeleid om de toegang
tot de markt van de verweerder op oneerlijke wijze te vertragen of beperken of
om de verweerder op een andere manier te intimideren of te treiteren, deze bevoegde
rechterlijke instanties de bevoegdheid hebben om de volgende maatregelen te
nemen: a) het aan de eiser opleggen van sancties; b) het laten verspreiden van de informatie
over de in overeenstemming met artikel 14 genomen beslissing. De in de eerste alinea genoemde maatregelen doen
geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de verweerder om schadevergoeding te
eisen, indien de wetgeving van de Unie of de nationale wetgeving dit toelaat. Artikel 7
Verjaringstermijn De lidstaten dragen er zorg voor dat verzoeken
om de toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde maatregelen, procedures
en rechtsmiddelen minstens gedurende een jaar, maar niet later dan twee jaar,
na de datum waarop de indiener zich bewust werd, of bewust had moeten zijn, van
het laatste feit waarop het verzoek is gebaseerd, kunnen worden ingediend. Artikel 8
Het bewaren van de vertrouwelijkheid van bedrijfsgeheimen tijdens gerechtelijke
procedures 1. De lidstaten dragen er zorg
voor dat de partijen, hun wettelijke vertegenwoordigers, gerechtsfunctionarissen,
getuigen, deskundigen of andere personen die deelnemen aan de gerechtelijke
procedures betreffende het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken
van een bedrijfsgeheim, of die toegang hebben tot de documenten die deel
uitmaken van deze gerechtelijke procedures, geen bedrijfsgeheimen of vermeende
bedrijfsgeheimen mogen gebruiken of openbaar maken die hun ter kennis zijn
gekomen als gevolg van een dergelijke deelname of toegang. De in de eerste alinea genoemde verplichting houdt
op te bestaan in de volgende situaties: a) wanneer tijdens de procedures blijkt dat
het vermeende bedrijfsgeheim niet voldoet aan de eisen van artikel 2, onder 1);
b) wanneer in de loop van de tijd de
desbetreffende informatie algemeen bekend wordt bij of gemakkelijk toegankelijk
wordt voor personen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met de
desbetreffende soort informatie. 2. De lidstaten dragen er ook
zorg voor dat de bevoegde rechterlijke instanties, op een met voldoende redenen
omkleed verzoek van een partij, specifieke maatregelen kunnen nemen die nodig
zijn om de vertrouwelijkheid te bewaren van een bedrijfsgeheim of een vermeend
bedrijfsgeheim dat tijdens de gerechtelijke procedure betreffende het
onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim
wordt gebruikt of genoemd. De in de eerste alinea genoemde maatregelen
omvatten minstens de mogelijkheid om: a) de toegang tot documenten met
bedrijfsgeheimen die de partijen of derden hebben ingediend geheel of gedeeltelijk
te beperken; b) de toegang te beperken tot hoorzittingen,
wanneer bedrijfsgeheimen openbaar kunnen worden gemaakt, en tot de betreffende
verslagen of afschriften. In uitzonderlijke omstandigheden en mits er sprake
van een passende rechtvaardiging is, kunnen de bevoegde rechterlijke instanties
de toegang van de partijen tot deze hoorzittingen beperken en gelasten dat deze
hoorzittingen plaatsvinden in aanwezigheid van uitsluitend de wettelijke
vertegenwoordigers van de partijen en de gemachtigde deskundigen, die de in lid
1 genoemde vertrouwelijkheidsverplichting moeten naleven; c) een niet-vertrouwelijke versie van
rechterlijke uitspraken ter beschikking te stellen waarin de delen die de
bedrijfsgeheimen bevatten, zijn geschrapt. Wanneer de bevoegde rechterlijke instantie,
omwille van de noodzaak een bedrijfsgeheim of een vermeend bedrijfsgeheim te
beschermen, en krachtens de tweede alinea, onder a), van dit lid, beslist dat
het bewijsmateriaal waarover een partij rechtmatig beschikt niet wordt onthuld aan
de andere partij en wanneer dit bewijsmateriaal essentieel is voor de uitkomst
van de procedure, kan de rechterlijke instantie toch toelaten dat de informatie
wordt bekend gemaakt aan de wettelijke vertegenwoordigers van de andere partij
en, indien van toepassing, de gemachtigde deskundigen, die de in lid 1 genoemde
vertrouwelijkheidsverplichting moeten naleven 3. Wanneer de bevoegde
rechterlijke instanties beslissen over de inwilliging of verwerping van het in
lid 2 genoemde verzoek en zij de evenredigheid ervan beoordelen, nemen ze de
rechtmatige belangen in acht van de partijen en, indien van toepassing, van
derden, alsook de mogelijke schade voor een van de partijen en, indien van
toepassing, voor derden, als gevolg van de inwilliging of verwerping van een
dergelijk verzoek. 4. Het verwerken van
persoonsgegevens krachtens de leden 1, 2 en 3 vindt plaats in overeenstemming
met Richtlijn 95/46/EG. Afdeling 2
Voorlopige en conservatoire maatregelen Artikel 9
Voorlopige en conservatoire maatregelen 1. De lidstaten dragen er zorg
voor dat de bevoegde rechterlijke instanties, op verzoek van de houder van het
bedrijfsgeheim, een van de volgende voorlopige en conservatoire maatregelen
kunnen gelasten jegens de vermeende inbreukmaker: a) de beëindiging van, of, indien van
toepassing, het verbod op het gebruik of de openbaarmaking van het
bedrijfsgeheim op een voorlopige basis; b) het verbod om inbreukmakende goederen te
produceren, aan te bieden, in de handel te brengen of te gebruiken, of om
inbreukmakende goederen voor deze doeleinden in te voeren, uit te voeren of op
te slaan; c) de beslaglegging of overhandiging van de
verdachte inbreukmakende goederen, met inbegrip van ingevoerde goederen, om te
vermijden dat ze in de handel worden gebracht of op de markt worden verhandeld. 2. De lidstaten dragen er zorg
voor dat de rechterlijke instanties de voortzetting van de vermeende
onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of het vermeende onrechtmatige
gebruik van een bedrijfsgeheim afhankelijk kunnen maken van het stellen van een
borg zodat de schadeloosstelling van de houder van het bedrijfsgeheim
gewaarborgd is. Artikel 10
Voorwaarden voor toepassing en waarborgen 1. De lidstaten dragen er zorg
voor dat de bevoegde rechterlijke instanties met betrekking tot de in artikel 9
genoemde maatregelen de bevoegdheid hebben om van de eiser te verlangen dat hij
redelijkerwijs beschikbaar te achten bewijsmateriaal overlegt opdat zij zich
ervan kunnen vergewissen dat een bedrijfsgeheim bestaat, dat de eiser de
rechtmatige houder van het bedrijfsgeheim is en dat het bedrijfsgeheim
onrechtmatig werd verkregen, dat het bedrijfsgeheim onrechtmatig wordt gebruikt
of openbaar gemaakt, of dat een onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of
onrechtmatig gebruik van het bedrijfsgeheim op handen is. 2. De lidstaten dragen er zorg
voor dat de bevoegde rechterlijke instanties bij het beslissen over het
inwilligen of verwerpen van het verzoek en bij het beoordelen van de
evenredigheid van het verzoek, verplicht zijn rekening te houden met de waarde
van het bedrijfsgeheim, de maatregelen die zijn genomen om het bedrijfsgeheim
te beschermen, de handelwijze van de verweerder bij het verkrijgen, openbaar
maken of gebruiken van het bedrijfsgeheim, de rechtmatige belangen van de
partijen en de mogelijke gevolgen van het vaststellen of verwerpen van de
maatregelen voor de partijen, de rechtmatige belangen van derden, het algemeen
belang en de bescherming van de grondrechten, waaronder de vrijheid van
meningsuiting en informatie. 3. De lidstaten dragen er zorg
voor dat de in artikel 9 genoemde voorlopige maatregelen, op verzoek van de
verweerder, worden ingetrokken of op een andere wijze niet langer uitwerking
hebben, indien: a) de eiser bij de bevoegde rechterlijke
instantie niet binnen een redelijke termijn die is bepaald door de rechterlijke
instantie die de maatregelen beveelt, indien de wetgeving van een lidstaat dit
toestaat of, indien een dergelijke termijn niet is bepaald, binnen een termijn
van maximaal 20 werkdagen of 31 kalenderdagen, afhankelijk van welke termijn de
langste is, een procedure inleidt ter verkrijging van een beslissing ten
principale; b) intussen de betreffende informatie niet
langer voldoet aan de eisen van artikel 2, onder 1), op gronden die niet aan de
verweerder kunnen worden toegerekend. 4. De lidstaten dragen er zorg
voor dat de bevoegde rechterlijke instanties de in artikel 9 genoemde
voorlopige maatregelen afhankelijk kunnen maken van de overlegging door de
eiser van een toereikende borg of gelijkwaardige zekerheid waarmee de schade
aan de verweerder en, indien van toepassing, aan andere personen voor wie de
maatregelen gevolgen hebben, kan worden vergoed. 5. Wanneer de voorlopige
maatregelen worden ingetrokken op basis van lid 3, onder a), wanneer ze
vervallen als gevolg van een handeling of verzuim van de eiser, of wanneer
nadien wordt vastgesteld dat er geen sprake is van onrechtmatige verkrijging of
openbaarmaking of onrechtmatig gebruik van het bedrijfsgeheim of dreiging van
dergelijk gedrag, hebben de bevoegde rechterlijke instanties de bevoegdheid om,
op verzoek van de verweerder of een benadeelde derde, de eiser te bevelen de
verweerder of de benadeelde derde een passende compensatie te verstrekken voor
de door deze maatregelen veroorzaakte schade. Afdeling 3
Maatregelen als gevolg van een beslissing ten principale Artikel 11
Rechterlijke bevelen en corrigerende maatregelen 1. De lidstaten dragen er zorg
voor dat, wanneer een rechter beslist dat er sprake is van onrechtmatige
verkrijging of openbaarmaking of onrechtmatig gebruik van een bedrijfsgeheim,
de bevoegde rechterlijke instanties, op verzoek van de eiser, jegens de
inbreukmaker het volgende kunnen bevelen: a) de beëindiging van, of, indien van
toepassing, het verbod op het gebruik of de openbaarmaking van het
bedrijfsgeheim; b) het verbod om inbreukmakende goederen te
produceren, aan te bieden, in de handel te brengen of te gebruiken, of om
inbreukmakende goederen voor deze doeleinden in te voeren, uit te voeren of op
te slaan; c) de toepassing van passende corrigerende
maatregelen met betrekking tot de inbreukmakende goederen. 2. De corrigerende maatregelen
waarvan sprake is in lid 1, onder c), omvatten: a) een vaststelling van inbreuk; b) het terugroepen van de inbreukmakende
goederen van de markt; c) het ontdoen van de inbreukmakende
goederen van hun inbreukmakende kwaliteit; d) de vernietiging van de inbreukmakende
goederen of, indien van toepassing, hun terugtrekking uit de markt, op
voorwaarde dat een dergelijke maatregel geen afbreuk doet aan de bescherming
van het desbetreffende bedrijfsgeheim; e) de volledige of gedeeltelijke
vernietiging van de documenten, voorwerpen, materialen, stoffen of
elektronische bestanden die het bedrijfsgeheim bevatten of uitvoeren, of,
indien van toepassing, de volledige of gedeeltelijke overhandiging aan de
houder van het bedrijfsgeheim van die documenten, voorwerpen, materialen,
stoffen of elektronische bestanden. 3. De lidstaten dragen er zorg
voor dat wanneer de rechterlijke instanties bevelen de inbreukmakende goederen
uit de markt terug te trekken, deze instanties, op verzoek van de houder van
het bedrijfsgeheim, kunnen bevelen de goederen aan de houder of aan
liefdadigheidsorganisaties te overhandigen volgens door de rechterlijke
instanties vaststellen voorwaarden die moeten waarborgen dat de desbetreffende
goederen niet opnieuw in de handel komen. De rechterlijke instanties bevelen deze
maatregelen uit te voeren op kosten van de inbreukmaker, tenzij er bijzondere
redenen zijn om dit niet te doen. Deze maatregelen doen geen afbreuk aan
schadevergoeding die aan de houder van het bedrijfsgeheim verschuldigd kan zijn
vanwege de onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of het onrechtmatige
gebruik van het bedrijfsgeheim. Artikel 12
Voorwaarden voor toepassing, waarborgen en alternatieve maatregelen 1. De lidstaten dragen er zorg
voor dat de bevoegde rechterlijke instanties bij het beslissen over een verzoek
tot vaststelling van rechterlijke bevelen en corrigerende maatregelen, als
genoemd in artikel 11, en bij het beoordelen van de evenredigheid ervan,
rekening houden met de waarde van het bedrijfsgeheim, de maatregelen die zijn
genomen om het bedrijfsgeheim te beschermen, de handelwijze van de inbreukmaker
bij het verkrijgen, openbaar maken of gebruiken van het bedrijfsgeheim, de
rechtmatige belangen van de partijen en de mogelijke gevolgen van het
vaststellen of verwerpen van de maatregelen voor de partijen, de rechtmatige
belangen van derden, het algemeen belang en de bescherming van de grondrechten,
zoals de vrijheid van meningsuiting en informatie. Wanneer de bevoegde instanties de looptijd van de
in artikel 11, lid 1, onder a), genoemde maatregel beperken, moet deze looptijd
toch voldoende lang zijn om de handels- en economische voordelen teniet te doen
die de inbreukmaker zou hebben kunnen halen uit de onrechtmatige verkrijging of
openbaarmaking of het onrechtmatige gebruik van het bedrijfsgeheim. 2. De lidstaten dragen er zorg
voor dat de in artikel 11, lid 1, onder a), genoemde maatregelen, op verzoek
van de verweerder, worden ingetrokken of op een andere wijze niet langer
uitwerking hebben, indien intussen de desbetreffende informatie niet langer
voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, onder 1), op gronden die niet aan de
verweerder kunnen worden toegerekend. 3. De lidstaten dragen er zorg
voor dat de bevoegde rechterlijke instanties, op verzoek van de persoon jegens
wie de in artikel 11 genoemde maatregelen kunnen worden genomen, kunnen bevelen
om in plaats van de toepassing van deze maatregelen een geldelijke compensatie
te verstrekken aan de benadeelde partij, indien aan alle volgende voorwaarden
wordt voldaan: a) de betrokken persoon heeft oorspronkelijk
de kennis van het bedrijfsgeheim te goeder trouw verworven en voldoet aan de
voorwaarden van artikel 3, lid 4; b) de uitvoering van de desbetreffende
maatregelen zou die persoon onevenredige schade toebrengen; c) de geldelijke compensatie aan de
benadeelde partij lijkt redelijkerwijs bevredigend. Wanneer de geldelijke compensatie wordt bevolen in
plaats van het in artikel 11, lid 1, onder a), genoemde bevel, mag deze
geldelijke compensatie niet meer bedragen dan het bedrag van de royalty's of
vergoedingen dat verschuldigd was geweest indien die persoon toestemming had
gevraagd om het desbetreffende bedrijfsgeheim te gebruiken, voor de periode
waarin het gebruik van het bedrijfsgeheim verboden had kunnen worden. Artikel 13
Schadevergoeding 1. De lidstaten dragen er zorg
voor dat de bevoegde rechterlijke instanties, op verzoek van de benadeelde
partij, de inbreukmaker die wist of had moeten weten dat hij bezig was met het
onrechtmatig verkrijgen, openbaar maken of gebruiken van een bedrijfsgeheim,
bevelen aan de houder van het bedrijfsgeheim een schadevergoeding te betalen
die in verhouding staat tot de werkelijk geleden schade. 2. De bevoegde rechterlijke
instanties houden bij het vaststellen van het bedrag van de schadevergoeding
rekening met alle passende factoren, zoals de negatieve economische gevolgen,
waaronder winstderving, die de benadeelde partij heeft ondervonden, de
onrechtmatige winst die de inbreukmaker heeft genoten en, in passende gevallen,
andere elementen dan economische factoren, zoals de morele schade die de houder
van het bedrijfsgeheim door de onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of
het onrechtmatige gebruik heeft geleden. De bevoegde rechterlijke instanties kunnen echter
ook, in passende gevallen, de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair
bedrag op basis van elementen, waaronder ten minste het bedrag aan royalty's of
vergoedingen dat verschuldigd zou zijn geweest indien de inbreukmaker
toestemming had gevraagd om het desbetreffende bedrijfsgeheim te gebruiken. Artikel 14
Openbaarmaking van rechterlijke uitspraken 1. De lidstaten dragen er zorg
voor dat de rechterlijke instanties in het kader van gerechtelijke procedures
wegens de onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of het onrechtmatige
gebruik van een bedrijfsgeheim, op verzoek van de eiser en op kosten van de
inbreukmaker, passende maatregelen kunnen bevelen ter verspreiding van de
informatie over de uitspraak, zoals volledige of gedeeltelijke openbaarmaking. 2. De in lid 1 van dit artikel
bedoelde maatregelen laten de vertrouwelijkheid van bedrijfsgeheimen onverlet,
zoals bepaald in artikel 8. 3. De bevoegde rechterlijke instanties
houden, bij de beslissing over het bevel tot een openbaarmakingsmaatregel en
bij de beoordeling van de evenredigheid ervan, rekening met de mogelijke schade
die dergelijke maatregel kan veroorzaken voor de persoonlijke levenssfeer en
reputatie van de inbreukmaker, wanneer de inbreukmaker een natuurlijk persoon
is, en met de waarde van het bedrijfsgeheim, de handelwijze van de inbreukmaker
bij het verkrijgen, openbaar maken of gebruiken van het bedrijfsgeheim, de
gevolgen van de onrechtmatige openbaarmaking of het onrechtmatige gebruik van
het bedrijfsgeheim, en de kans dat de inbreukmaker het bedrijfsgeheim op een
onrechtmatige manier blijft gebruiken of openbaar maken. Hoofdstuk IV Sancties, verslaglegging en slotbepalingen Artikel 15
Sancties voor het niet-naleven van de plichten in deze richtlijn De lidstaten dragen er zorg voor dat de
bevoegde rechterlijke instanties sancties kunnen opleggen aan de partijen, hun
wettelijke vertegenwoordigers en andere personen die niet voldoen, of weigeren
te voldoen aan de maatregelen die worden vastgesteld krachtens de artikelen 8,
9 en 11. Deze sancties omvatten de mogelijkheid om een
dwangsom op te leggen indien niet wordt voldaan aan een maatregel die wordt
vastgesteld krachtens artikelen 9 en 11. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend,
evenredig en afschrikkend zijn. Artikel 16
Informatie-uitwisseling en correspondenten Ter bevordering van de samenwerking, waaronder
het uitwisselen van informatie, tussen de lidstaten onderling en tussen de
lidstaten en de Commissie, benoemt elke lidstaat een of meer nationale
correspondenten voor al hetgeen verband houdt met de uitvoering van de
maatregelen waarin deze richtlijn voorziet. De lidstaat deelt de
contactgegevens van de nationale correspondent(en) mee aan de andere lidstaten
en aan de Commissie. Artikel 17
Verslagen 1. Het Agentschap voor merken,
tekeningen en modellen van de Europese Unie stelt tegen XX XX 20XX [drie jaar
na het einde van de omzettingsperiode], in het kader van de activiteiten van
het Europees Waarnemingscentrum voor inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten,
een eerste verslag op over de tendensen inzake de procesvoering betreffende de
onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of het onrechtmatige gebruik van
bedrijfsgeheimen krachtens de toepassing van deze richtlijn. 2. De Commissie stelt tegen XX
XX 20XX [vier jaar na het einde van de omzettingsperiode] een tussentijds
verslag op over de toepassing van deze richtlijn en dient dit verslag in bij
het Europees Parlement en de Raad. De Commissie houdt bij de opstelling van dit
verslag rekening met het verslag van het Europees Waarnemingscentrum voor
inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten. 3. Tegen XX XX 20XX [acht jaar
na het einde van de omzettingsperiode] beoordeelt de Commissie de effecten van
deze richtlijn en dient zij een verslag in bij het Europees Parlement en de
Raad. Artikel 18
Omzetting 1. De lidstaten doen de nodige
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op
XX XX 20XX [24 maanden na de datum waarop deze richtlijn is vastgesteld] aan
deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen
onverwijld mede. Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen,
wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze
richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de
lidstaten. 2. De lidstaten delen de
Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die
zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 19
Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Artikel 20
Addressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter [1] COM(2011)287. [2] PB C 369 van 17.12.2011, blz.14-15. [3] PB C van , blz. . [4] PB C van , blz. . [5] Besluit van de Raad van 22 december 1994 betreffende de
sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar
bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale
handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde (1986-1994)
voortvloeiende overeenkomsten (PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1). [6] Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees
Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot
documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145
van 31.5.2001, blz. 43). [7] Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in
verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer
van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31). [8] Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten,
PB L 157 van 30.4.2004, blz. 45.