dinsdag 10 mei 2016 Rachida Lachhab 213x gelezen
Een eigenaresse van een kleinschalig gezinsvervangend tehuis hield zich bezig met het begeleiden, verzorgen en verplegen van verstandelijk gehandicapten en kinderen met een medische handicap. Voor haar activiteiten ontving zij persoonsgebonden budget (PGB)-vergoedingen. Deze vergoedingen had zij niet in haar aangiften inkomstenbelasting vermeld. Zij nam vervolgens contact met de inspecteur om alsnog de PGB-vergoedingen op te geven. De inspecteur stelde een boekenonderzoek in en legde aan de hand daarvan navorderingsaanslagen op. De eigenaresse vond dat de navorderingsaanslagen en de vergrpijboete onterecht waren opgelegd omdat er geen nieuw feit was en ook geen sprake was van kwade trouw.
De rechtbank was van oordeel dat er sprake was van een navordering rechtvaardigend nieuw feit en van kwade trouw. De eigenaresse moest zich bewust zijn geweest van het feit dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de ingediende aangiften onjuist waren. Zij had zich daardoor niet laten weerhouden om de aangiften te doen zoals zij had gedaan en had zich aldus willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans onjuiste aangiften te doen. Hierdoor bleef ook de vergrijpboete in stand, welke door de inspecteur bij uitspraak op bezwaar reeds wegens vrijwillige verbetering gematigd was.
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 22 februari 2016 (gepubliceerd op 4 mei 2016), ECLI:NL:RBDHA:2016:3769
U moet eerst inloggen voordat u een reactie kunt plaatsen. Gebruik de knop rechtsboven om in te loggen.
Schrijf u nu in voor de gratis nieuwsbrief.