Logo

ENVIR ADVOCATEN

Keizersgracht 451-1V, 1017 DK Amsterdam
Postbus 10012, 1001 EA Amsterdam

T +31 20 737 20 66
F +31 20 796 92 22

Spoedeisende bestuursdwang, kostenverhaal, overtrederbegrip, bluswater

Terug naar overzicht

Fleur schreef met C.N.J. Kortmann een noot onder ABRvS 29 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX5953, inz. Spoedeisende bestuursdwang, kostenverhaal, overtrederbegrip, bluswater, JM 2012/138.

 

Deze uitspraak van de Afdeling geeft een mogelijk steuntje in de rug van Chemiepack in de inmiddels ingestelde hoger beroepsprocedure. Ook in deze procedure wordt spoedeisende bestuursdwang toegepast en worden de kosten van die bestuursdwang verhaald op – in dit geval – de eigenaar van het afgebrande pand. In ons artikel "Verhaal van kosten van bestuursdwang bij (chemische) branden" in dit nummer van «JM» gaan wij nader in op de kostenverhaal in het geval van branden. De casus met betrekking tot ChemiePack te Moerdijk komt in dit artikel eveneens aan de orde. Zie daarnaast onze noot onder de uitspraak van de Rechtbank Breda inzake kostenverhaal bij bestuursdwang bij ChemiePack te Moerdijk, «JM» 2012/137.

In het kader van de spoedeisende bestuursdwang worden in het onderhavige geval verschillende maatregelen getroffen en uitgevoerd in meerdere dagen. In de casus van de brand bij ChemiePack te Moerdijk was er ook sprake van verschillende soorten maatregelen die verspreid over meerdere dagen (weken/maanden zelfs) werden uitgevoerd.

De Afdeling overweegt in de onderhavige uitspraak dat het bestuursorgaan in het geval van spoedeisende bestuursdwang goed moet motiveren wanneer de spoedeisende situatie overgaat in een niet spoedeisende situatie, waarvoor eerst een bestuursdwangbesluit op schrift kan worden gesteld. Het is niet zo dat wanneer de maatregelen in beginsel worden getroffen in een spoedeisende situatie deze situatie ook spoedeisend blijft. Het bestuursorgaan zal derhalve gedurende de periode waarover de werkzaamheden zich afspelen zich steeds de vraag moeten stellen of de situatie nog altijd spoedeisend is. Ook moet het bestuursorgaan kritisch kijken welke werkzaamheden wel en welke niet onder die spoedeisende bestuursdwang kunnen worden gebracht. Naar onze mening is dit een redelijk standpunt, omdat het goed denkbaar is dat na het uitvoeren van de eerste noodmaatregelen de situatie geen spoed meer vereist, maar nog wel nadere werkzaamheden of maatregelen uitgevoerd moeten worden. Die werkzaamheden of maatregelen kunnen echter veelal gewoon door de eigenaar (of drijver in het geval van een inrichting) worden uitgevoerd. Aangezien de eigenaar uiteindelijk veelal voor de kosten van de bestuursdwang wordt aangesproken, is het ook redelijk (en overigens ook het uitgangspunt in de Awb) dat hem eerst de kans wordt geboden om zelf maatregelen te (laten) treffen.

De Afdeling overwoog in haar uitspraak van 23 december 2009 (200901351/1/H1 (niet gepubliceerd)), die aanleiding was voor een eerdere vernietiging van het bestuursdwangbesluit in de onderhavige procedure, over de verschillende maatregelen en de spoedeisendheid daarvan reeds het volgende.

"[...]uit het dossier, met name het door de Waal opgestelde verslag van de brand, is gebleken dat op 8 maart 2005 instortingsgevaar bestond, dat de verdiepingsvloeren drie, vier en vijf en de kap van het pand, alsmede de kap van het pand op nummer […] waren bezweken en dat de kap van het pand op nummer […] was aangetast, alsmede dat het pand en de twee omliggende panden onbewoonbaar waren door brand, bluswater, roet en rook. Voorts wordt van belang geacht dat maatregelen noodzakelijk waren ter voorkoming van gevaar in de openbare ruimte."

De Afdeling vervolgt: "Op 11 maart 2005, de dag waarop de mondelinge opdracht aan [sloopbedrijf] tot het treffen van de maatregelen aan het pand en de omliggende panden op schrift werd gesteld, had het dagelijks bestuur echter moeten inzien dat de maatregelen aan het pand die op dat moment nog niet waren uitgevoerd geen dermate spoedeisend karakter hadden dat [appellant] niet kon worden aangeschreven om binnen korte termijn zelf de noodzakelijke voorzieningen aan het pand te treffen. Het dagelijks bestuur heeft dit nagelaten en ten onrechte tot en met eind maart 2005 zelf de maatregelen aan het pand doen uitvoeren. Dat bij het amoveren van de panden een bepaalde volgorde moest worden aangehouden, zoals het dagelijks bestuur ter zitting heeft toegelicht, maakt niet dat [appellant] vanaf 11 maart 2005 niet bij de te verrichten werkzaamheden kon worden betrokken. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het besluit op bezwaar niet met de ingevolge artikel 3:2 van de Awb vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van die wet niet op een deugdelijke motivering berust. De rechtbank heeft dat niet onderkend."

Kortom, bestuursorganen dienen heel duidelijk onderscheid te maken tussen de verschillende werkzaamheden en bij verloop van tijd steeds kritisch te kijken of nog wel altijd sprake is van een spoedeisende situatie.

Deze noot gaat over bestuursrechtelijke handhaving een onderdeel van het algemeen bestuursrecht.