Logo

ENVIR ADVOCATEN

Keizersgracht 451-1V, 1017 DK Amsterdam
Postbus 10012, 1001 EA Amsterdam

T +31 20 737 20 66
F +31 20 796 92 22

Toetsing van plannen aan de Nbw

Terug naar overzicht

Marieke Kaajan schreef een noot onder ABRvS 05-08-2015, ECLI:NL:RVS:2015:2471.

Noot

1. Het is een terugkerend thema in annotaties: bestemmingsplannen die vanwege een onjuiste toets aan art 19j Nbw de eindstreep niet halen. Hoewel daarmee als annotator soms wel eens het gevoel ontstaat dat telkens over hetzelfde wordt geschreven, bestaat er toch – gezien de vele bestemmingsplannen die op deze wijze worden vernietigd – kennelijk toch nog steeds behoefte aan een “duiding” van de systematiek van de Nbw op dit punt. Zie voor een overzicht van de grote stroom aan uitspraken ook “Stikstof en bestemmingsplannen; met het PAS (extra) ruimte voor ontwikkeling?, in Gst. 2015/69.

2. Art. 19j Nbw– en dan in het bijzonder het tweede lid van dit artikel – is het equivalent van art. 19d, lid 1, Nbw maar dan voor plannen. Het artikel vereist dat een passende beoordeling wordt opgesteld indien een (bestemmings)plan, alleen of in combinatie met andere plannen en projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Als de ontwikkelingsmogelijkheden die in een bestemmingsplan worden opgenomen geen stikstofemissie kunnen veroorzaken, slaagt een bestemmingsplan veelal voor de toets van art. 19j, lid 2, Nbw– althans: de jurisprudentie kent niet zo veel voorbeelden van een bestemmingsplan dat vanwege een onjuiste beoordeling van andere ecologische effecten op een Natura 2000-gebied wordt vernietigd. Een bestemmingsplan dat kan leiden tot een toename van stikstofemissie, haalt echter vaker de eindstreep niet dan wel. Dit komt dan veelal niet doordat de ecologische effecten op het Natura 2000-gebied niet te verantwoorden zijn – of, gezegd in de systematiek van de Nbw, dat aan de hand van een goede ecologische beoordeling niet kan worden verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet worden aangetast. Meestal komt de ABRvS niet eens zo ver in een uitspraak en worden één of meerdere formele gebreken in het uitgevoerde ecologische onderzoek vastgesteld, met vernietiging van het bestemmingsplan tot gevolg.

3. Zo gaat het ook in dit bestemmingsplan van de gemeente Eemsmond. Om twee – van elkaar losstaande – formele gebreken die strijd met de Nbw opleveren wordt het bestemmingsplan vernietigd. De ABRvS buigt zich eerst over een specifieke planregel (art. 7, lid 7.3 Nbw) waarin is bepaald dat B&W bij het toestaan van bouwwerken, werken en werkzaamheden rekening zullen houden met de specifieke bescherming en instandhouding van het Natura 2000-gebied Waddengebied door het voorkomen van een significant negatieve aantasting van de natuurlijke kenmerken van “de gebieden”. Nog los van een wat onduidelijke formulering van deze planregel (“Waddengebied” vs. “de gebieden” terwijl het Natura 2000-gebied “Waddenzee” heet) leidt deze planregel ertoe dat B&W als het ware het bevoegd gezag wordt voor de toets aan de Nbw bij het verlenen van omgevingsvergunningen. Immers, als aantasting van het Natura 2000-gebied niet kan worden voorkomen, is sprake van een situatie die strijdig is met het bestemmingsplan. Dit past – zoals bekend na de uitspraak van de ABRvS inzake het bestemmingsplan Westerveld (ABRvS 6 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2942 en van annotatie voorzien in M en R 2014/143) – niet in de systematiek van de Nbw.

4. De (vernietigde) planregel was kennelijk niet gebruikt om hierop de conclusie te baseren dat de ontwikkelingen die met het nieuwe bestemmingsplan mogelijk werden gemaakt, per definitie niet zouden kunnen leiden tot significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, juist vanwege deze planregel. Het bestemmingsplan voorzag in de planologische inpassing van twee varkensstallen waarvoor reeds (van rechtswege) een bouwvergunning was verleend. In de plantoelichting was, los van art. 7, 7.3, nog aanvullend gemotiveerd dat een passende beoordeling niet nodig was omdat significante effecten op het Natura 2000-gebied Waddenzee op voorhand waren uitgesloten. Daarvoor achtte de raad een aantal omstandigheden van belang, te weten: (i) de bedrijfsgebouwen worden voorzien van chemische luchtwassers zodat er vrijwel geen stikstofdepositie zal optreden; (ii) het perceel zal worden afgeschermd met erfbeplanting waarmee een kwalitatieve verbetering wordt bewerkstelligd; (iii) de afstand tussen het perceel en het Natura 2000-gebied; en (iv) een brief van GS van Fryslân uit 2007 waarin was geconcludeerd dat het oprichten van de varkenshouderij geen negatieve effecten veroorzaakt op het betrokken Natura 2000-gebied.

Marieke Kaajan