Eiser heeft verwezen naar zorgwekkende ontwikkelingen, die getuigen van politieke druk op en verslechtering van het rechtssysteem in Turkije, maar niets wijst er op dat die ontwikkelingen zich voor zullen doen in de strafvervolging van eiser. Eiser wordt verdacht van een zogenoemd commuun delict (drugshandel). Het gaat niet om een politiek gevoelige zaak. Ook is niet gebleken dat eiser tot een risicogroep behoort. Eiser heeft wel gesteld dat er om diverse redenen een link is tussen zijn zaak en de problematiek van de Koerden in Turkije, maar voor het aannemen van dergelijke connectie zijn onvoldoende aanknopingspunten.
De vele ontslagen en arrestaties van Turkse rechters in de periode na de mislukte staatsgreep vormen onvoldoende reden om aan te nemen dat eiser geen eerlijke proces zal krijgen. De kort gedingrechter slaat hierbij acht op de concrete aspecten van deze zaak, die niet vergelijkbaar is met zaken van personen die verdacht worden te hebben deelgenomen aan de mislukte staatsgreep of aanhanger te zijn van de Gülenbeweging. Wel is gebleken dat er sprake is van aanzienlijke capaciteitsproblemen bij de rechterlijke macht in Turkije. Het is niet aannemelijk geworden dat dit zal leiden tot een procedure waarin wordt gehandeld in strijd met art. 6 EVRM, door bijvoorbeeld een te lang voorarrest of een overschrijding van redelijke termijnen. Bovendien kan eiser dan om sancties vragen en kan hij een beroep doen op art. 13 EVRM.