In april van dit jaar lanceerde de Europese Commissie het Voorstel voor een Europese pijler van Sociale Rechten, waarop Eleni De Becker en Paul Schoukens in dit nummer commentaar geven. De pijler is met name een reactie van de Commissie op het annus horribilis 2016. Het Verenigd Koninkrijk besloot in een referendum de EU te verlaten. In andere lidstaten pleitten politieke partijen voor een exit en deden het daarmee behoorlijk goed in de verkiezingen. Discussies over oneerlijke concurrentie (Richtlijn 96/71/EG) stonden op voorpagina’s van kranten. Er was flinke kritiek op het financiële beleid om de euro te redden, omdat dit absolute prioriteit had boven sociaal beleid (gevolg: verlaging van pensioenen en lonen, grote werkloosheid). Een sociale pijler zou een manier kunnen zijn om het fundament van de Unie te versterken; dit zou meer draagvlak kunnen creëren voor het Europese gebouw.
Bij deze aanpak zijn de nodige kanttekeningen te plaatsen. Zie ook De Becker en Schoukens in dit blad. De pijler is immers slechts een aanbeveling en andere documenten doen vergelijkbare aanbevelingen (Handvest Grondrechten EU, IAO-aanbevelingen, Europees Sociaal Handvest). En de problemen genoemd in bovenstaande alinea blijven buiten beschouwing. Wat voegt de pijler toe?
Men kan echter het document ook als werkprogramma van de Europese Commissie zien en de juridische betekenis ervan in het midden laten. Dit werkprogramma is zeer gedetailleerd uitgewerkt in het begeleidende Werkdocument van de diensten van de Europese Commissie. Het programma beschrijft hoe de Europese Commissie de aanbevelingen van de pijler wil omzetten in praktijk. De Commissie zal bijvoorbeeld voorstellen doen om bestaande richtlijnen aan te passen. Ze zal sociale partners consulteren of deze overeenkomsten over een bepaald onderwerp willen sluiten. De Commissie zal lidstaten, bijvoorbeeld door de open methode van coördinatie, vragen bepaalde onderwerpen uit te werken.
Natuurlijk moeten we afwachten wat dit allemaal gaat opleveren, maar duidelijk is wel dat sprake is van een nieuw elan op sociaal terrein.
Het is hier niet de plaats om verder op de Europese pijler in te gaan, dat gebeurt immers verderop in dit blad. Ik vroeg me echter af, geïnspireerd door de Europese pijler, of het niet nuttig zou zijn als ook Nederland een sociale pijler zou ontwerpen. Wij kunnen immers ook wel wat nieuw sociaal elan gebruiken. Deze column wordt geschreven terwijl de formatie van het nieuwe kabinet nog in volle gang is, dus het is nog onbekend wat de ambities zijn van het nieuwe kabinet. Ik verwacht echter niet dat mijn oproep overbodig is.
Ook in Nederland is sprake van een tanend vertrouwen in instituties en de traditionele politieke (midden)partijen, onzekerheid over bestaanszekerheid en welvaart en zorgen over de voortgaande digitalisering en migratie. We kunnen daarom ook wel een sociale pijler gebruiken om het gebouw te versterken.
De Europese sociale pijler zou inspirerend kunnen zijn voor een Nederlandse sociale pijler en ook de Nederlandse sociale pijler zou als werkprogramma uitgewerkt moeten worden. De centrale overheid heeft natuurlijk de taak om met regelgeving te komen, maar ook lokale overheden, sociale partners, het maatschappelijk middenveld en eventueel marktpartijen kunnen gevraagd worden om bij te dragen aan de realisering van de aanbevelingen. Uitgangspunt moet wel zijn dat de centrale overheid de regiefunctie behoudt en, net als de Europese Commissie, stimuleert dat er ook echt iets gebeurt en het niet aan het vrije krachtenspel overlaat of er nadelige neveneffecten zijn en of zaken blijven liggen. Daarin zou de toegevoegde waarde van de sociale pijler liggen.
De Europese sociale pijler biedt inspiratie voor een Nederlandse. Hier volgt een bloemlezing.
“Iedereen heeft recht op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren om de vaardigheden te verwerven en te onderhouden die nodig zijn om ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen.”
Deze aanbeveling zal in Nederland algemeen onderschreven worden, maar er valt nog veel te doen om de genoemde situatie te realiseren. Leven lang leren is zeker nog geen gemeengoed. Daarnaast worden door groepen onder nieuwe Nederlanders en gehandicapten belangrijke drempels ervaren bij toegang tot stages en tot de arbeidsmarkt.
“Ongeacht gender, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid heeft iedereen recht op gelijke behandeling en gelijke kansen op het gebied van werkgelegenheid, sociale bescherming, onderwijs en de toegang tot goederen en diensten die publiekelijk beschikbaar zijn. Gelijke kansen voor ondervertegenwoordigde groepen worden bevorderd.”
De aanbeveling spoort de lidstaten aan de uitdaging van groepen die het risico lopen te worden gediscrimineerd aan te pakken door middel van positieve en stimulerende maatregelen.
“Arbeidsrelaties die leiden tot onzekere arbeidsvoorwaarden worden voorkomen, onder meer door een verbod op misbruik van atypische arbeidsovereenkomsten.”
In het licht van de huidige flexibilisering valt er nog heel wat te doen om onzekere arbeidsvoorwaarden van flexibele krachten te voorkomen.
“Ongeacht de aard en de duur van hun arbeidsrelatie hebben werknemers en, onder vergelijkbare voorwaarden, zelfstandigen recht op adequate sociale bescherming.”
De pijler roept hiermee op ook zelfstandigen toegang tot sociale bescherming te geven en wel onder vergelijkbare voorwaarden als werknemers. Zover zijn we nog lang niet.
“Werknemers en zelfstandigen hebben bij pensionering recht op een pensioen dat in verhouding staat tot hun bijdragen en een passend inkomen vormt. Vrouwen en mannen hebben gelijke mogelijkheden om pensioenrechten te verwerven. Iedereen heeft op oudere leeftijd recht op middelen die een waardig leven mogelijk maken.”
In de pijler wordt opgeroepen tot gelijke mogelijkheden voor zowel vrouwen als mannen om pensioenrechten te verwerven. Momenteel liggen de pensioenen van vrouwen lager dan die van mannen, vooral door de impact van de lagere lonen, meer deeltijdwerk en de kortere, meer onderbroken loopbanen als gevolg van zorgverplichtingen, aldus de Commissie. Bovendien betreft de oproep ook pensioenen voor zelfstandigen.
“Iedereen heeft recht op tijdige toegang tot betaalbare preventieve en curatieve gezondheidszorg van goede kwaliteit.”
Betaalbare gezondheidszorg betekent dat vermeden moet worden dat mensen van de nodige zorg afzien vanwege de kosten, aldus het Werkdocument. De hoge eigen bijdrage in het Nederlandse stelsel staat hiermee op gespannen voet.
Nederland blijkt, in de consultatie over de pijler, zich goed te kunnen vinden in de benadering die gehanteerd wordt en ook de geïdentificeerde beleidsuitdagingen (termen van de regering) worden onderkend. Op hoofdlijnen kan Nederland instemmen met de beleidsterreinen waarop de pijler betrekking heeft en de geformuleerde beginselen op elk van deze terreinen (Kabinetsreactie 27 mei 2016, nr. 2016D21797).
Voorwaar, een mooi vertrekpunt. Nu nog de handen uit de mouwen om de pijler daadwerkelijk op te richten.