Pre-existente klachten en mogelijke alternatieve oorzaken. Wie draagt de bewijslast? De Advocaat-Generaal schept duidelijkheid.

In de letselschadepraktijk kunnen partijen nog eens van mening verschillen over de vraag of klachten na een ongeval ook daadwerkelijk het gevolg zijn van dat ongeval. Zeker als die klachten  geen medisch objectiveerbare verklaring  hebben kan discussie ontstaan over het causaal verband.

Pre-existente klachten en alternatieve oorzaken

Soms kan er aanleiding zijn het bewijs van dat causaal verband alsnog als geleverd te beschouwen indien de klachten voor het ongeval niet bestonden en indien er ook geen mogelijke alternatieve oorzaken zijn voor die klachten.

Als iemand sinds een aanrijding pijn heeft aan de nek bijvoorbeeld, maar medisch onderzoek kan die pijn niet ‘objectief’ verklaren als gevolg van de aanrijding, dan  hoeft dat nog niet te betekenen dat het bewijs van het causaal verband tussen de aanrijding en de pijn niet  kan worden geleverd. De wet beperkt het bewijs immers niet tot uitsluitend wetenschappelijk aantoonbaar bewijs.

Het is aan de rechter om het bewijs te waarderen. De rechter kan zich uiteraard laten voorlichten door wetenschappelijke conclusies maar de rechter kan het bewijs ook als geleverd achten als er geen wetenschappelijke onderbouwing is. Dit is met betrekking tot letselschade en ‘medisch niet-objectiveerbare klachten’ bevestigd in de bekend uitspraak van de  Hoge Raad uit 2001: Zwolsche Algemeene / De Greef.

Een rechter zal dat bewijs eerder als geleverd beschouwen als de pijn er eerst niet was (dus bij het ontbreken van pre-existente klachten) en als er niet een andere duidelijk oorzaak is aan te wijzen voor de pijn, anders dan de aanrijding (dus bij het ontbreken van alternatieve oorzaken).

Verdeling bewijslast

In de praktijk wijzen partijen vaak naar elkaar als het gaat om het bewijs van het bestaan danwel het ontbreken van dergelijke pre-existente klachten en mogelijke alternatieve oorzaken.

De conclusie van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad van 12 januari 2018 schept hier meer duidelijkheid over. In die zaak had het gerechtshof geoordeeld dat het causaal verband tussen de (verondersteld aanwezige) klachten van een slachtoffer van een verkeersongeval en het ongeval ontbreekt, omdat niet kon worden uitgesloten dat er alternatieve oorzaken waren voor die klachten. In cassatie klaagde  het slachtoffer dat het gerechtshof zou hebben miskend dat het aan de aansprakelijke partij/aansprakelijkheidsverzekeraar zou zijn om te bewijzen dat ook daadwerkelijk sprake is van alternatieve oorzaken. Die klacht is volgens de Advocaat-Generaal ongegrond. De reden daarvan is als volgt verwoord:

“De rechtsklacht in dit onderdeel richt zich tegen het (impliciete) oordeel van het hof in rov. 13.5 dat op [eiser] de stelplicht en bewijslast rusten van de afwezigheid van alternatieve oorzaken voor de klachten. Volgens het onderdeel rusten stelplicht en bewijslast ten aanzien van de aanwezigheid van alternatieve oorzaken op Achmea.

De rechtsklacht faalt. In lijn met de hoofdregel van art. 150 Rv is het aan de benadeelde om het bewijs te leveren van het causaal verband tussen de medische klachten en het ongeval. Het hof hanteert in rov. 13.5 het voor [eiser] gunstige uitgangspunt dat het csqn-verband in beginsel moet worden aangenomen, ook bij afwezigheid van een medisch aantoonbare verklaring voor de klachten. Dat is in lijn met de rechtspraak sinds het arrest  Zwolsche Algemeene/De Greef I uit 2001. In een recente bijdrage over civiele whiplashzaken schrijft Kolder:

“Het bewijs van het csqn-verband is in beginsel geleverd, indien het slachtoffer vóór het ongeval de betreffende gezondheidsklachten niet had, de klachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt.”

Het hof is mijns inziens op die manier te werk gegaan. Het bestreden oordeel getuigt daarom niet van een onjuiste rechtsopvatting.”

De  Hoge Raad heeft in zijn  uitspraak  van 9 maart 2018 de conclusie van de Advocaat-Generaal gevolgd en het oordeel van het gerechtshof in stand gelaten.

Volgens deze conclusie van de  Advocaat-Generaal is het aan de benadeelde om, in het kader van het door hem te stellen en te bewijzen causaal verband tussen klachten en ongeval, ook te bewijzen dat er geen sprake is van pre-existente klachten en dat mogelijke alternatieve oorzaken voor de klachten ontbreken.

Hoe moet dit bewijs worden geleverd?

In de praktijk zal een benadeelde dit bewijs mogelijk kunnen leveren aan de hand van zijn  medisch informatie waarmee inzichtelijk wordt of daadwerkelijk sprake is van het ontbreken van pre-existente klachten en mogelijke alternatieve oorzaken. Het zal ook vaak alleen de benadeelde zijn die hierover inzicht zal kunnen verschaffen. Als in de medische informatie  geen duidelijke aanwijzingen bestaan van mogelijke pre-existente klachten of alternatieve oorzaken, dan zal de benadeelde het bewijs van het ontbreken van pre-existente klachten en alternatieve oorzaken hebben geleverd.

Vragen?

Heeft u vragen of zoekt u een letselschade advocaat? Neem vrijblijvend contact op.

Salva Schaderecht is een advocatenkantoor gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.

Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl |  085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem

röntgenfoto bij artikel over letselschade en pre-existente klachten en alternatieve oorzaken
Menu