Begin 2018 besloot Deliveroo bestaande tijdelijke arbeidsovereenkomsten niet meer te verlengen. Bezorgers konden na afloop van de arbeidsovereenkomst nog slechts als zelfstandige aan de slag voor het bedrijf. De vakbond FNV meent dat nog steeds sprake is van een arbeidsrelatie. FNV stapte naar de rechter en vorderde een verklaring voor recht dat de verhouding tussen Deliveroo en haar bezorgers, in afwijking van de partij-afspraak met individuele bezorgers, kwalificeert als een arbeidsrelatie. Ook stelde de FNV dat de CAO beroepsgoederenvervoer moet worden toegepast. De Kantonrechter Amsterdam oordeelde op 15 januari 2019 dat FNV ontvankelijk is en stelt de FNV in het gelijk.
Deliveroo-bezorgers zijn (toch) werknemers
De kantonrechter is het met de FNV eens dat sprake is van een arbeidsrelatie. De aard van het werk en de rechtsverhouding tussen partijen is sinds 2018 namelijk niet zodanig gewijzigd dat geen sprake meer is van een gezagsrelatie. Wat betreft de vraag of er een verplichting is om arbeid te verrichten overweegt de kantonrechter dat de bezorgers weliswaar zelf kunnen bepalen of zij een opdracht aannemen, maar bezorgers ondervinden wel nadeel bij weigering of het minder vaak beschikbaar zijn bij het ontvangen van toekomstige bezorgdiensten en het behalen van bonussen. Hierdoor is de vrijheid van de bezorgers om al dan niet een opdracht aan te nemen aanzienlijk minder groot dan het contract suggereert.
Ook de mogelijkheid van de bezorgers om zich vrijelijk te laten vervangen staat niet in de weg aan het aannemen van een gezagsverhouding. Deze regel past ook binnen een gezagsrelatie, vooral omdat Deliveroo hetzelfde gezag op de vervanger kan uitoefenen. Daarnaast is van vrijelijke vervangingsmogelijkheid geen sprake, nu voorafgaande toestemming van Deliveroo is vereist. Bovendien is het recht van de bezorgers dat zij zich vrijelijk kunnen laten vervangen in de praktijk inhoudsloos, omdat het moment tussen het aannemen van een bezorgopdracht en het daadwerkelijk bezorgen dermate kort is dat er geen behoefte zal bestaan om van de mogelijkheid tot vervanging gebruik te maken. Dit is alleen anders indien een gehele dienst wordt overgenomen. Ook bestaat er weinig tot geen ruimte voor onderhandeling over de beloning.
Kortom, de kantonrechter komt tot het oordeel dat de aard van het werk en de rechtsverhouding tussen Deliveroo en haar bezorgers sinds begin 2018 niet zodanig wezenlijk zijn gewijzigd dat niet langer sprake is van een arbeidsrelatie.
CAO Beroepsgoederenvervoer van toepassing
Volgens de kantonrechter is de CAO Beroepsgoederenvervoer van toepassing op de arbeidsovereenkomsten. De bezorging van maaltijden van Deliveroo moet worden gekwalificeerd als vervoer van goederen over de weg en valt daarmee onder de CAO Beroepsgoederenvervoer. Dit heeft tot gevolg dat Deliveroo de CAO met terugwerkende kracht moet naleven.
Rechtsonzekerheid blijft voortbestaan
Eerder, op 23 juli 2018, kwam een andere kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam in een Deliveroo-zaak tot een ander oordeel. Het betrof de 20-jarige bezorger Ferwerda en oordeelde de kantonrechter dat geen sprake was van een arbeidsrelatie (zie: ‘Maaltijdbezorger Deliveroo is geen werknemer’). In die specifieke zaak hechtte de kantonrechter met name belang aan wat partijen onderling schriftelijk hadden afgesproken, terwijl de kantonrechter in deze uitspraak van 15 januari 2019 kijkt naar de rechtsverhouding tussen Deliveroo en haar bezorgers in het algemeen, en juist meer belang hecht aan de feitelijke uitvoering van de overeenkomst. Bovendien merkt de kantonrechter in de uitspraak op dat in haar optiek, gezien de snelle ontwikkeling die de platformeconomie in Nederland doormaakt, het voor de rechtsontwikkeling van belang kan zijn dat hierover verschillend wordt geoordeeld.
Ook na deze uitspraken van 15 januari 2019 blijft de rechtsonzekerheid over de status van platformwerkers voortbestaan. Deliveroo heeft aangekondigd in hoger beroep te zullen gaan. Daarnaast heeft FNV aangekondigd procedures te zullen starten tegen andere platform-bedrijven zoals Helpling (schoonmaak) en Uber-Eats (bezorgdienst). Er zullen dus op korte termijn nieuwe uitspraken volgen.
De discussie over de kwalificatie van platformwerkers ligt in het verlengde van de algemene discussie in Nederland over de toename van (schijn)zelfstandigen. Het kabinet heeft in het Regeerakkoord van 10 oktober 2017 maatregelen aangekondigd die schijnzelfstandigheid moeten tegengaan door duidelijkere criteria vast te stellen, zoals een minimumtarief. Uit gesprekken met de Europese Commissie heeft Minister Koolmees echter de conclusie getrokken dat deze maatregelen waarschijnlijk in strijd zijn met EU-recht. Minister Koolmees heeft eerder laten weten dat hij aan alternatieven werkt, die hij in het voorjaar van 2019 ter consultatie zal voorleggen. Daarmee schuift de opvolger van de controversiële Wet DBA op naar januari 2021. Wij houden u uiteraard op de hoogte van de ontwikkelingen.
Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met Soo-Ja Schijf.