Een escape tegen de formele rechtskracht?

Blog

Kan in gevallen waarin evident is dat de last onrechtmatig is, worden afgezien van invordering? Daar heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) op 27 februari 2019 een drietal uitspraken over gedaan (201801114/1/A1, 201802115/1/A1201801974/1/A1).

Formele rechtskracht: wat houdt dat in?

De Hoge Raad heeft de leer van de formele rechtskracht geïntroduceerd om te bepalen wanneer de burgerlijke rechter zich niet moet mengen met de taken van de bestuursrechter. Immers, de bestuursrechter oordeelt als enige over het antwoord op de vraag of besluiten zowel qua inhoud als wijze van totstandkoming rechtmatig zijn. Toegang tot de bestuursrechter is alleen mogelijk als er sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Als een besluit niet is vernietigd, terwijl er wel bestuursrechtelijke rechtsmiddelen zijn aangewend (dat wil zeggen dat er bezwaar is ingediend en/of beroep is aangetekend), dan is het besluit zowel qua inhoud als wijze van totstandkoming rechtmatig. Hetzelfde geldt als er geen gebruik wordt gemaakt van de bestuursrechtelijke rechtsmiddelen. Het besluit kan dan, wanneer dat onherroepelijk is geworden, niet meer worden aangevochten in een andere (nieuwe) procedure bij de burgerlijke rechter of de bestuursrechter. De formele rechtskracht voorkomt dat. Daarmee wordt zowel de rechtseenheid als rechtszekerheid gediend.

Casus: de situatie

In alle drie de uitspraken van de Afdeling is het besluit dat strekt tot oplegging van een last onder dwangsom niet aangevochten en daardoor onherroepelijk geworden. Dat houdt in dat zowel de inhoud als de wijze van totstandkoming van het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom rechtmatig is. De rechtmatigheid van de last onder dwangsom staat dus ook vast in een andere bestuursrechtelijke procedure tegen de invorderingsbeschikking. Niettemin brengen belanghebbenden in de procedures tegen de invorderingsbeschikking gronden aan die zij reeds tegen de last onder dwangsom naar voren hadden kunnen brengen.

De Afdeling: het oordeel

In beginsel kan een belanghebbende in een procedure tegen een invorderingsbeschikking niet met succes gronden naar voren brengen die hij tegen de last onder dwangsom of last onder bestuursdwang naar voren heeft gebracht of had kunnen brengen. Echter, in uitzonderlijke gevallen is dat wel mogelijk als kan worden aangenomen dat het evident is dat er geen overtreding is gepleegd en/of de betrokkene geen overtreder is. De Afdeling nuanceert hier de leer van de formele rechtskracht, mede gelet op de conclusie van staatsraad advocaat-generaal Wattel. Ondanks deze nuance oordeelt de Afdeling in de drie uitspraken dat er geen sprake is van een uitzonderlijk geval.

Praktijk: enige betekenis?

Wat betekent deze rechtspraak nu voor de huidige praktijk? De rechtmatigheid van een last kan nu opnieuw aan de orde gesteld worden in een latere procedure tegen de invorderingsbeschikking. Dat voedt wellicht hoop voor een tweede kans. Het is echter nog maar de vraag of het aan de orde stellen van de rechtmatigheid van de last in een procedure tegen de invorderingsbeschikking kansrijk zal zijn. De rechtspraak zal namelijk eerst uitsluitsel moeten geven over de vraag wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Heeft u vragen over dit artikel? Neem dan contact met ons op.