Waar liggen de tuchtrechtelijke grenzen voor een advocaat in media uitingen?

Waar liggen de tuchtrechtelijke grenzen voor een advocaat in media uitingen?
29 april 2019 20930 keer bekeken

Advocaten en andere procespartijen laten steeds vaker van zich horen in TV optreden en sociale media. Zowel over lopende (straf)zaken, alsook overige ontwikkelingen in hun praktijken. In deze blog bespreek ik de tuchtrechtelijke grenzen waarbinnen je als advocaat in je media uitingen dient te blijven.

Aanleiding voor deze blog is de recente tuchtklacht tegen mij als advocaat. De tuchtklacht zag op uitingen mijnerzijds als advocaat in een strafzaak op tv en in een blog geschreven voor mijn kantoorwebsite. Klager deed daarnaast strafrechtelijke aangifte tegen mij wegens smaad en laster vanwege diezelfde uitingen. Beide procedures zijn gelukkig voor mij tot een goed einde gekomen. Zijn er lessen te leren voor onze beroepsgroep uit deze tuchtzaak? Wat zijn die grenzen waar wij ons als advocaat in de media dienen houden?

Aanleiding tuchtklacht en aangifte

De tuchtklacht werd tegen mij als advocaat ingediend door een mediator. Deze mediator had enige tijd daarvoor aangifte gedaan tegen de jurist van mevrouw P. wegens het verspreiden van een heimelijk opgenomen gesprek. Mevrouw P. zou volgens de mediator namelijk een gesprek hebben opgenomen tussen de mediator en de werkgever van mevrouw P. terwijl mevrouw P. zelf op de gang zat. Het opnemen van een gesprek zonder toestemming van de gespreksdeelnemers is strafbaar. Ook het verspreiden van een dergelijk gesprek is strafbaar.

Naar aanleiding van die aangifte van de mediator werd niet alleen de jurist voor het verspreiden, maar ook mevrouw P. (ambtshalve) door het OM vervolgd wegens het opnemen van dit gesprek. Mevrouw P. vroeg mij haar bij te staan in die strafzaak tegen haar.

Waar ging die strafzaak over? Cliënte kreeg naar eigen zeggen voornoemde opname in haar bus. De inhoud van deze opname gaf haar aanleiding middels een jurist te klagen bij de Mediation Federatie en de Korpschef. Zij interpreteerde het gesprek tussen de mediator en haar werkgever zoals te horen op de opname aldus, dat de mediator met haar werkgever onder meer praatte over de mogelijkheden om middels een rapportage van een psychiater vanuit de eigen gelederen verzekeringstechnisch zo goedkoop mogelijk van cliënte af te komen. Die psychiater mocht dan voor dit psychiatrisch onderzoek niet het gehele, maar slechts een beperkt dossier krijgen, aldus haar werkgever. Cliënte vindt die handelwijze van zowel de mediator als haar werkgever zowel tuchtrechtelijk alsook strafrechtelijk laakbaar. En doet dus ook aangifte tegen beide partijen. De aangifte tegen de mediator wordt door het OM echter al snel geseponeerd. Maar mevrouw P. en haar jurist worden door het OM dus wel vervolgd. Zij is enorm verbolgen over deze vervolgingskeus van het OM.

Als cliënte mij benadert, vraagt ze mij haar bij te staan in die strafzaak maar ook alle mogelijke (media) aandacht te vragen voor deze keus van het OM om juist haar en haar jurist te vervolgen en niet de mediator en de politie. Los daarvan gebeurt er ook vanalles in haar strafzaak.

Uitzending EenVandaag over de strafzaak

Zo is er een onderzoeksjournalist bezig met een TV-uitzending speciaal gewijd aan deze zaak en de rol van de politie en de mediator hierin. Een overigens niet door mij geïnitieerde aflevering. Aan mij wordt wel - als advocaat van mevrouw P. - gevraagd om in deze aflevering een reactie te geven op de zaak. Mij wordt hiertoe een deel van de bewuste en mij bekende opname ten gehore aangeboden. Ik reageer vervolgens in lijn met de verdediging in de strafzaak aldus, dat ik (als advocaat van mevrouw P.) de rol van de mediator 'schandalig' vind en niet begrijp dat juist mevrouw P. in plaats van de mediator wordt vervolgd. Deze aflevering wordt nog hangende de strafzaak uitgezonden en krijgt best wat aandacht, onder meer van mensen die iets vergelijkbaars bij de politie is overkomen en zich vervolgens tot mij wenden.

Hiermee doe ik als advocaat van mevrouw P. ook mijn voordeel in de verdediging van haar zaak.

Blog naar aanleiding van de geslaagde wraking van de RC

Ook wordt op een ander moment in de strafzaak tegen cliënte en haar jurist, de rechter-commissaris (hierna: R-C) gewraakt wegens de schijn van vooringenomenheid richting partijen. Reden van deze wraking is dat deze R-C in de strafzaak van cliënte en haar jurist, de mediator als getuige dient te horen in bijzijn van de advocaten en de officier van justitie. Op enig moment wordt dit verhoor onderbroken en vindt er contact plaats tussen de R-C en de mediator op de gang buiten bijzijn van de advocaten en de officier van justitie. Hiermee heeft de R-C, ongetwijfeld onbedoeld, de schijn van partijdigheid op zich gehaald en wordt daardoor van de zaak gehaald. Over deze bijzondere ontwikkeling in de strafzaak van mevrouw P. schreef ik een blog dat ik plaatste op onze kantoorwebsite, gekoppeld aan LinkedIn. Hierin deed ik een verslag van de gebeurtenissen aangaande die wraking.

Op deze twee uitingen, de tv-uitzending en het blog, zag de tuchtklacht en de aangifte van de mediator tegen mij. Kort samengevat diens klacht/aangifte: mijn uitingen zouden leugens zijn en ook overigens zou ik mij onnodig grievend over klager hebben uitgelaten zonder dat mevrouw P. hierbij belang had.

Wat vond de Raad en daarna Hof van Discipline belangrijk tijdens de zittingen?

De Raad van Discipline heeft vervolgens die tuchtklacht ongegrond verklaard om de volgende redenen:
· Een advocaat komt veel vrijheid toe om de verdediging van de cliënt zo te voeren als hem dat juist voorkomt. Ook buiten de rechtszaal, bijvoorbeeld via verschillende mediakanalen, zoals hier het geval was.
· Dat wat naar buiten wordt gebracht mag echter niet feitelijk verkeerd en/of onnodig grievend zijn.

In deze zaak was daarvan geen sprake, aldus de Raad, temeer daar niet de naam van klager in die uitingen wordt genoemd. De klacht wordt ongegrond verklaard. Deze uitspraak is in lijn met de vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie.

Tegen deze uitspraak gaat klager vervolgens echter in beroep.

Het Hof van Discipline was vervolgens een stuk kritischer dan de Raad. Zo werd ik op de tuchtzitting stevig bevraagd over wat ik had gezegd en geschreven zowel in de uitzending als in mijn blog. Ik moest, herhaalde malen, uitleggen waarom ik meende dat wat ik zei en schreef feitelijk juist was. Vanzelfsprekend is dat lastig uitleggen als het Hof van Discipline niet over een volledig arbeidsrechtelijk en strafrechtelijk dossier beschikt waarover ik in mijn uitingen sprak.

Bovendien ging het (deels) om standpunten die ik namens mijn cliënte ter verdediging van haar zaak had geuit. Standpunten die ik vanzelfsprekend prima kon onderbouwen en waar ik tot op de dag van vandaag vierkant achter sta. Maar als advocaat weet ik natuurlijk beter dan wie dan ook, dat er ook altijd argumenten te vinden zijn voor een tegenovergesteld standpunt. De zes weken wachten op de uitspraak duurden dan ook best lang.

Uitspraak: Hof van Discipline is kritisch

Ook het Hof van Discipline heeft echter gelukkig de klacht ongegrond verklaard in haar overigens uitgebreid gemotiveerde uitspraak (geanonimiseerde versie op te vragen via mijn kantoormail).

Toch was het Hof een stuk kritischer dan de Raad. Allereerst stelt het Hof in die uitspraak – kort gezegd - vast dat ik geen onwaarheden heb geuit. Dus op dat onderdeel werd de klacht ongegrond verklaard. Het Hof vond echter een woord als 'schandalig' in deze documentaire op het randje van toelaatbaar.

Ook mijn uitlating in mijn blog, zakelijk weergegeven, dat je eerder zou verwachten dat klager zou worden vervolgd in plaats van mevrouw P., gold eveneens dat het Hof dit stevig en op de rand van toelaatbaar vond.

Dat ik de naam van klager niet heb genoemd, vond ook het Hof net als de Raad ten voordele van mij meewegen. Betekent deze uitspraak van het Hof nu, dat ik in de toekomst wellicht zekerheidshalve voor minder scherpe uitlatingen moet kiezen? Ik vind dat lastig, omdat een woord als ‘onbegrijpelijk’ in plaats van ‘schandalig’, gewoonweg niet de lading dekt van het standpunt dat ik namens cliënte naar voren wilde brengen. Overigens vind ik een woord als ‘schandalig’ ook geen vorm van schelden of anderszins (bijna) onnodig grievend voor klager.

Ook mijn tweede uitlating die zag op de vervolgingskeus van het OM, was volledig in lijn met het standpunt dat ik ook op de openbare strafzitting tegen cliënte in mijn pleidooi naar voren heb gebracht. Ik verzocht de rechtbank namelijk bij pleidooi, om het OM niet ontvankelijk te verklaren in haar vervolging van mevrouw P., juist vanwege deze keus om niet de mediator of klager, maar mevrouw P. te vervolgen (schending gelijkheidsbeginsel). Ik vind het lastig om in de toekomst dan zekerheidshalve maar niet meer te zeggen, dat ik als advocaat van mevrouw P., mede namens haar, vind dat de verkeerde wordt vervolgd.

Als deze uitingen al op het randje zijn, dan ligt de tuchtrechtelijke grens mijns inziens niet zo duidelijk als aanvankelijk leek, te weten bij 1) niet schelden/beledigen en 2) geen onwaarheden verkondigen.

Mijn advies richting advocatuur

Wat heb ik zelf geleerd van deze tuchtzaak en welke adviezen kan ik u meegeven? Dit zijn een vijftal adviezen:

1. Afweging twee tuchtrechtelijke verplichtingen: raadpleeg de deken

Allereerst heb ik de deken benaderd in verband met deze situatie. Ik vroeg mij namelijk af, of ik cliënte gezien de tuchtklacht en de aangifte tegen mij, nog wel kon bijstaan. Ook vroeg ik mij af, of ik nu beperkt was in mijn uitingen later tijdens mijn pleidooi op de openbare zitting waar ik hetzelfde zou gaan zeggen.

De deken herinnerde mij eraan, dat je als advocaat steeds weer een tuchtrechtelijke afweging moeten maken tussen enerzijds het dienen van de belangen van je cliënt bij de uitingen die je doet en anderzijds het belang van derden dat zij hierbij niet onnodig worden geschaad. Ook gaf de deken mij ter overweging, of ik in de latere tucht- en strafzaak inzichtelijk kon maken, welke afwegingen ik had gemaakt en welke argumenten ten grondslag lagen aan (de woordkeus in) mijn uitingen.

Hoewel geen duidelijk antwoord op mijn vragen, zette dit overleg me wel nog wat bewuster aan het denken over de afwegingen die ik zelf in deze kwestie had gemaakt. Ik kon deze dan ook beter uitleggen later bij de Raad en het Hof. Dus in geval van twijfel over een uiting, of bij ontvangst van een vergelijkbare klacht, is mijn

eerste advies om de deken te raadplegen voor overleg en de hiervoor genoemde belangen goed af te wegen.

2. Denk goed na of wat je zegt of schrijft juist is en overleg bij een klacht alle stukken die ter onderbouwing hiervan kunnen dienen.

Zorg er ten tweede voor, dat je bij alle uitingen later goed kunt uitleggen waarom deze juist zijn danwel op zijn minst een begrijpelijk standpunt verwoorden. Overleg desnoods volledige dossiers aan de Raad of het Hof van Discipline als een klacht wordt ingediend. Ik werd namelijk eerst op zitting bij het Hof van Discipline geconfronteerd met enkele gedetailleerde vragen, zelfs op onderdelen waarop de klacht zich niet richtte. Zonder direct te kunnen wijzen naar reeds overlegde stukken is het lastig om op die vragen van het Hof goed antwoord te kunnen geven.

3. Wees bewust van je woordkeus maar kies voor het belang van je cliënt

Als een bepaald woord - hoewel scherp - een standpunt van je cliënt wel precies dekt, moet je dit woord mijns inziens toch gebruiken. Dit is namelijk in het belang van je cliënt en dat is het bewust afzwakken van bewoordingen voor je eigen veiligheid niet.

De grens ligt hierbij wat mij betreft wel nog steeds bij schelden of je onnodig grievend uitlaten. Dat is ook niet een advocaat waardig. Maar ook bij scherpe bewoordingen zal je nadien moeten kunnen uitleggen waarom je je als advocaat op die wijze hebt uitgedrukt en in hoeverre dit persé nodig was ter verdediging van de belangen van je cliënt. Dus wees je van je woordkeus bewust en maak die afweging van belangen in deze keus later zo nodig inzichtelijk.

4. Vermeld expliciet je hoedanigheid waarin je uitingen doet.

Wees er bij alle uitingen duidelijk in dat je deze uitingen doet in je hoedanigheid van advocaat van een cliënt en maak hierbij verschil tussen standpunten en feiten. Vooral in het geval van standpunten die niet persé feiten zijn, moet voor de 'buitenwereld' inzichtelijk zijn dat je die standpunten uit als advocaat. Een hoedanigheid die vanzelfsprekend per definitie partijdig is. Immers uit je enkel standpunten in het belang van je cliënt.

5. Voorkom het noemen van namen.

Tot slot raad ik je aan om de persoon over wie je de uitingen doet, niet bij naam maar in algemene bewoordingen te benoemen. Bijvoorbeeld aangever, getuige, verdachte, wederpartij, of benoem iemands functie. Hoewel een beperkt gezelschap wellicht nog steeds begrijpt Over wie je spreekt of schrijft, heb je hiermee wel de tuchtrechtspraak eerder aan je zijde.

Conclusie

Kortom, kies in eerste instantie voor de belangen van je cliënt. Ook als dat om scherpe bewoordingen vraagt. De grens ligt hierbij in mijn optiek nog steeds bij schelden en liegen. Ondanks dat het Hof in mijn beleving veel mildere uitingen al op het randje achtte. De klacht is immers niet voor niets uiteindelijk ongegrond verklaard. Zorg dat je je uitingen en je woordkeus hierin later kunt uitleggen en toelichten. Ook moet je inzichtelijk kunnen maken welke belangenafweging je hierin hebt gemaakt.

Dat gezegd hebbende, wens ik u veel succes bij uw eventuele TV optreden en uitlatingen in sociale media!

Mr. Marielle van Essen

Opmerkingen