woensdag 22 mei 2019 Remco Latour 210x gelezen
Rechtbank Zeeland-West-Brabant meent dat de omkering van de bewijslast vanwege het niet voldoen aan een onherroepelijke informatiebeschikking doorwerkt naar de toets of de verlengde navorderingstermijn van toepassing is.
Vervolgens vraagt de rechtbank zich af of de omstandigheid dat een belanghebbende (eerder niet-aangegeven) vermogen heeft aangehouden in het buitenland niet al met zich brengt dat de Belastingdienst de verlengde navorderingstermijn mag toepassen. De rechtbank haalt uit andere rechtspraak dat het voldoen aan de voorwaarden voor toepassing van de verlengde navorderingstermijn in ieder geval niet box overschrijdend werkt. Maar het is evenmin zo dat voor iedere extra euro aan grondslag de fiscus moet bewijzen dat sprake is van een buitenlands inkomens- of vermogensbestanddeel. De rechtbank constateert dat in deze zaak in ieder geval te weinig belasting is geheven over buitenlandse belastingtegoeden. Het saldo van de tegoeden is echter in geschil. Bij het vaststellen van de omvang van het buitenlandse vermogen is hier de sanctie van de omkering van de bewijslast van toepassing. Maar de inspecteur mag geen onredelijke schatting maken. De rechtbank oordeelt dat de schattingen door de fiscus niet onredelijk zijn. Vanwege het lange verloop van de beroepsprocedure hebben de man en de vrouw wel recht op een immateriële schadevergoeding.
Wet: art. 16, derde en vierde lid, 25, derde lid, 27e, 47, eerste lid en 52 AWR
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 9 mei 2019 (gepubliceerd 20 mei 2019), ECLI:NL:RBZWB:2019:2189
U moet eerst inloggen voordat u een reactie kunt plaatsen. Gebruik de knop rechtsboven om in te loggen.
Schrijf u nu in voor de gratis nieuwsbrief van Taxence en ontvang dagelijks het laatste nieuws en informatie over andere relevante producten van Sdu Licent Academy.