Het Basisplan Digitale Toegankelijkheid van de rechtspraak, dat het afgeblazen programma KEI moet vervangen, zal later worden ingevoerd dan gepland. De rechtspraak heeft meer tijd nodig om zich voor te bereiden op de zogenoemde BIT-toets en kampt met een gebrek aan ICT’ers.
Het basisplan Digitale Toegankelijkheid Civiel recht en Bestuursrecht van de rechtspraak wordt niet in deze zomer getoetst door het Bureau ICT Toetsing (BIT), maar wordt ‘uiterlijk begin 2020’ aan BIT aangeboden. Dat heeft minister Dekker (Rechtsbescherming) aan de Tweede Kamer laten weten, nadat Henk Naves, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, de minister had gewezen op de vertraging. Dit basisplan legt minder de nadruk op het automatiseren van juridische procedures (zoals bij KEI) maar meer op ‘digitale toegankelijkheid’ – voor alleen civiel en bestuursrecht.
Het Bureau ICT-toetsing is opgezet om te bepalen of bij de start van een rijksoverheidsproject met een groot ICT-deel is voldaan aan enkele cruciale eisen. De Raad voor de rechtspraak zegt meer tijd nodig te hebben voordat het basisplan aan BIT kan worden voorgelegd.
Naves laat weten dat de Raad geen ervaring heeft met BIT-toetsen, en wil tegelijkertijd een goed ICT-plan indienen – om zo ‘het vertrouwen binnen de eigen organisatie, bij ketenpartners, samenleving en politiek terug te winnen’. De Raad lijkt ook niet veel vertrouwen te hebben in een BIT-toets, reden dat er voor wordt gekozen het plan eerst te onderwerpen aan een ‘interne en externe pre-BIT-toets’.
Daarnaast heeft de Raad te weinig ICT’ers, meldt Naves. Veel van hen zijn met het stopzetten van KEI vertrokken, waardoor IT-ervaring en kennis verloren zijn gegaan. Door de krapte op de arbeidsmarkt worden vacatures niet snel ingevuld, zelfs de ‘advies- en inhuurmarkt’ beidt weinig soelaas, schrijft Naves aan Dekker (in een brief met de nodige taalfouten). Dat is de reden dat het Basisplan Toegankelijkheid Rechtspraak niet deze zomer, maar begin 2020 naar BIT kan.
