• Nieuws

Meten is weten: de rechter en het belang van schone en gezonde lucht

01 juli 2019
Europees recht

In verschillende landen van de Europese Unie zijn rechtelijke procedures van burgers en organisaties aanhangig om met een beroep op internationale regels overheden te verplichten effectief mee te werken aan een betere luchtkwaliteit. Men kan denken aan de zaken over de Fahrverbote van meerdere Duitse steden en in Nederland de zaak van Urgenda. In de week dat in Nederland het Klimaatplan werd gepubliceerd, wees het EU Hof van Justitie in Luxemburg een opmerkelijk arrest over de handhaving van de EU milieuregels.

Een betere luchtkwaliteit

De procedure draaide om de aanscherping van de luchtkwaliteitseisen, die moeten gelden in de agglomeratie van het gewest Brussel.  Enkele inwoners van deze stad vroegen tezamen met de organisatie Client Earth de Belgische rechter de overheid te verplichten het geldende stelsel voor de beoordeling van de luchtkwaliteit in de stad aan te passen,  zodat een effectief luchtkwaliteitsplan met hardere normen zou worden opgesteld.

Het Hof nam in zijn uitspraak de bestaande EU wetgeving over de luchtkwaliteit neergelegd in een richtlijn uit 2008 als uitgangspunt. Die richtlijn is verwerkt in nationale wetgeving en bevat gedetailleerde verplichtingen over de luchtkwaliteit (minimum en maximum grenswaarden voor een aantal schadelijke stoffen), de indeling van zones en gebieden waar het niveau van verontreiniging moet worden gemeten, het gebruik en  de precieze plaatsing van de bemonsteringspunten in deze zones en  de wijze waarop deze metingen moeten plaatsvinden.  De richtlijn schrijft voor dat ingeval van overschrijding van deze grenswaarden een luchtkwaliteitsplan wordt opgesteld, waarmee de naleving van de regels wordt hersteld.

Taak van de rechter

De verplichtingen van de richtlijn hebben tot doel  voor een goede gezondheid van de inwoners van de Unie en de bescherming van het leefmilieu te zorgen voor schone en gezonde lucht. Verder is in EU het grondbeginsel van de effectieve rechtsbescherming  voor burgers en ondernemingen erkend. Nu de richtlijn de concretisering is van het streven naar een hoog niveau van bescherming van volksgezondheid en het leefmilieu tegen luchtverontreiniging,  moet de rechter zich niet alleen door de bewoordingen van de richtlijn laten leiden maar ook door het doel van de richtlijn en het nuttig effect dat deze moet kunnen sorteren. Een aantal bepalingen van de richtlijn bevatten duidelijke, nauwkeurige en onvoorwaardelijke verplichtingen waarop burgers zich jegens de staat kunnen beroepen.

Dit brengt mee dat, zelfs als EU regels de lidstaten nog een zekere ruimte geven bij de naleving van Europese verplichtingen, de rechter indien nodig erop moet kunnen toezien en afdwingen – bijvoorbeeld door het opleggen van een uitdrukkelijk bevel –  dat overheidsdiensten actief optreden en ten behoeve van de gezondheid van  burgers hun verplichtingen daadwerkelijk naleven en de grenswaarden voor de luchtkwaliteit in achtnemen. Hij moet daartoe gebruik maken van de processuele middelen waarover hij volgens zijn nationale recht beschikt.

Aldus kunnen deze Brusselse inwoners de rechten die zij aan EU wetgeving ontlenen ook effectief laten respecteren en bij de rechter afdwingen. In deze zaak moet de Belgische rechter dan ook zelf de verspreiding van bemonsteringspunten in Brussel die de overheid had opgezet contoleren in het licht van de regels, die daarvoor in de richtlijn verplicht zijn gesteld. Waar nodig moet hij opdracht geven deze opzet aan te passen,  zodat betrouwbare gegevens over de luchtkwaliteit alsnog beschikbaar komen om de naleving van EU grenswaarden te verifiëren. Daarmee wordt de kans dat door de plaatsing van bemonsteringspunten een overschrijding van de luchtkwaliteitswaarden onopgemerkt blijft tot een minimum beperkt.

Wel of niet middeling van meetresultaten op de bemonsteringspunten?

Wat doet men dan met de meetresultaten? Ook deze vraag was door de Belgische rechter aan het Europese Hof voorgelegd.  Het Hof wijst op de algemene opzet en de doelstelling van de richtlijn over de luchtkwaliteit. De middeling van de meetresultaten bij alle bemonsteringspunten in een zone of agglomeratie verschaft aldus het Hof geen nuttige aanwijzing over de precieze blootstelling van de bevolking aan verontreinigende stoffen. Het luchtkwaliteitsplan dat een lidstaat bij overschrijding van de grenswaarden moet opstellen, moet de menselijke gezondheid beschermen. Het moet voorzien in de maatregelen die nodig zijn voor de bestrijding van de uitstoot van verontreinigende stoffen bij de bron. Om deze blootstelling te verminderen moeten maatregelen in het plan worden opgenomen om  de bronnen van de verontreiniging te bestrijden.

Dat betekent dat bij de regels van de EU luchtkwaliteitsrichtlijn van middeling van meetresultaten geen sprake kan zijn. Het volstaat voor de toepassing van deze regels dat op één bemonsteringspunt, afzonderlijk beschouwd, een niveau van verontreiniging wordt gemeten  dat hoger is dan de grenswaarde van de richtlijn.

Er zitten nog een paar andere zaken met uitlegvragen over de EU luchtkwaliteitsregels bij het Europese Hof in de pijplijn. Met deze uitspraak heeft het Hof echter al een paar belangrijke piketpalen geslagen.

Meer informatie

Print dit artikel