Actualiteiten

Rechter wijst een vordering tot het persoonlijk afscheid nemen van vader toe

Door Charles Gelijn

In een recent kort geding bij de rechtbank Overijssel heeft de voorzieningenrechter geoordeeld over de vraag of de kinderen één uur – zonder aanwezigheid van familie of anderen – afscheid konden nemen van hun overleden vader.

 

Wat was er in deze zaak aan de hand?

Op 10 april 2019 overleed vader. Op 14 april 2019 zou een condoleance plaatsvinden en op 15 april 2019 de uitvaart. De kinderen (eisers) hebben op dat moment al 13 jaar geen contact gehad met vader en diens levenspartner (gedaagde). Toch hebben de kinderen de begrafenisondernemer verzocht om persoonlijk afscheid te kunnen nemen van hun vader. De kinderen hadden namelijk, vanwege de verstoorde onderlinge verhoudingen met onder andere de levenspartner van vader, geen behoefte om bij de (openbare) condoleance en/of uitvaart aanwezig te zijn. De levenspartner van vader gaf de kinderen hiertoe echter geen toestemming.

 

Om toch persoonlijk afscheid te kunnen nemen van vader hebben de kinderen zich, op 11 april 2019, tot de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel gewend waarin zij van de levenspartner vorderden om, zonder aanwezigheid van anderen, afscheid te kunnen nemen van hun vader. De levenspartner voert ter zitting aan dat het de wens van vader was dat familieleden met wie hij langdurig geen contact heeft gehad, waaronder de kinderen, niet bij de uitvaart aanwezig zouden zijn of op andere wijze afscheid van hem konden nemen na zijn overlijden.

 

De beoordeling

De voorzieningenrechter deed op 12 april 2019 uitspraak. De rechter oordeelde dat de kinderen gerechtvaardigde belangen hadden bij het persoonlijk afscheid kunnen nemen van hun vader. Deze belangen worden immers gewaarborgd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens: het recht op “family life”. Aan het verweer van de levenspartner, dat vader niet wilde dat zijn kinderen afscheid van hem konden nemen, gaat de voorzieningenrechter daarom voorbij. Als vader dit had gewild dan had hij die wens in een testament of codicil moeten (laten) vastleggen. Volgens de voorzieningenrechter was deze wens van vader kennelijk niet zo urgent. Ook de onomkeerbare gevolgen van het niet persoonlijk afscheid kunnen nemen lijkt zwaar mee te wegen in de beoordeling van de voorzieningenrechter.

 

De voorzieningenrechter veroordeelt de levenspartner van vader om de kinderen gedurende maximaal één uur, zonder aanwezigheid van familie of anderen, afscheid te laten nemen van hun vader. Als de levenspartner zich hier niet aan houdt zal zij een dwangsom moeten betalen van € 5.000,00.

 

Conclusie

Het recht op “family life” is een breed en zwaarwegend recht, het geeft een kind recht op omgang met zijn/haar ouders én uitoefening van dat recht. In deze zaak stond dit recht centraal voor de beantwoording van de vraag of de kinderen, ondanks dat zij al 13 jaar geen contact hebben gehad met hun vader, afscheid konden nemen van hun vader ná zijn overlijden. De vraag of het recht op “family life” ook zal prevaleren op het moment dat vader wél zijn wens had laten vastleggen in een testament of codicil blijft onbeantwoord…

 

Uitspraak: ECLI:NL:RBOVE:2019:1268