15-07-2019

Het nieuwe stappenplan toegepast: slaagt het beroep op het vertrouwensbeginsel?

In een uitspraak van 5 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1838, past de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) het stappenplan uit haar uitspraak van 29 mei 2019 toe om te bepalen of het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt.

Feiten

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn (college) trad handhavend op tegen bouwwerken op een perceel. De eigenaresse van het perceel wist bij aankoop van het perceel dat er geen omgevingsvergunningen waren verleend voor deze bouwwerken. Zij deed voor de aankoop navraag bij de gemeente, waarbij haar zou zijn medegedeeld dat er overgangsrecht gold voor de bouwwerken. Zij dacht dat er daarom geen omgevingsvergunningen nodig waren. De exploitant van een geitenhouderij nabij het perceel verzocht het college om handhaving tegen het zonder omgevingsvergunning houden van de bouwwerken, omdat hij vreesde dat hij zijn bedrijf niet kan uitbreiden in de toekomst.

Stappenplan

De Afdeling verwijst naar het stappenplan zoals uiteengezet in de uitspraak van 29 mei 2019 van de Afdeling, ECLI:NL:RVS:2019:1694. De eerste stap is de vraag of de mededeling kan worden gekwalificeerd als een toezegging. Ten tweede moet de vraag worden beantwoord of die toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Als beide vragen bevestigend worden beantwoord, kan er een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel worden gedaan. Daarna volgt de derde stap waarbij moet worden beoordeeld of het gewekte vertrouwen moet worden nagekomen.

Beoordeling

In dit geval oordeelt de Afdeling dat aannemelijk is dat de eigenaresse bij navraag op het gemeentehuis te horen heeft gekregen dat het overgangsrecht van toepassing is en dat de bouwwerken mogen blijven staan. Daarom moet het antwoord op de eerste vraag bevestigend worden beantwoord in die zin dat kan worden aangenomen dat hier sprake is van een welbewuste standpuntbepaling dat niet handhavend zou worden opgetreden tegen de bouwwerken.

Ten aanzien van de tweede vraag gaat het bij de Afdeling echter mis. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 29 mei 2019 heeft overwogen zal voortaan ook in gevallen waarin niet uitdrukkelijk is aangegeven dat de toezegging namens het bevoegde orgaan wordt gedaan, minder de nadruk worden gelegd op de precieze bevoegdheidsverdeling. Volgens de Afdeling is de toezegging dat de bouwwerken mogen blijven staan niet namens het college gedaan. De Afdeling overweegt dat mededelingen van medewerkers die algemene informatie verstrekken, zoals baliemedewerkers, niet aan het college kunnen worden toegerekend. Zo’n geval doet zich hier voor, zodat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt.

De eigenaresse had ook aangevoerd dat de gemeenteraad in de bestemmingsplanprocedure enkele jaren geleden zich op het standpunt stelde dat het overgangsrecht van toepassing was en dat bij haar daarom het vertrouwen was gewekt dat het college niet handhavend zou optreden. De Afdeling oordeelt echter dat met dat standpunt de raad niet heeft toegezegd dat er niet handhavend zou worden opgetreden.

Evenredigheid

De Afdeling gaat vervolgens in op het argument van de eigenaresse dat gelet op de voorgeschiedenis in deze zaak het onevenredig is om handhavend op te treden. De Afdeling concludeert dat dit het geval is, omdat het college nader onderzoek had moeten doen. Het college dacht altijd dat er overgangsrecht van toepassing was. Ook heeft de gemeenteraad geprobeerd in een bestemmingsplanprocedure enkele bouwwerken positief te bestemmen, maar dit besluit werd vernietigd door de Afdeling. Volgens de Afdeling behoeft het standpunt van het college dat er geen concreet zicht is op legalisering, omdat de bouwwerken in strijd zijn met het bestemmingsplan, nadere motivering. De gemeente had moeten onderzoeken of er toch een omgevingsvergunning verleend kon worden. Dit is opvallend, omdat de eigenaresse een eerdere aanvraag voor een omgevingsvergunning had ingetrokken.

Slot

Deze uitspraak laat zien dat de Afdeling niet al te makkelijk over de vraag heen stapt of de toezegging aan het college kan worden toegerekend. Hoewel het college meende dat overgangsrecht van toepassing was en de gemeenteraad zich ook op dit standpunt stelde, kan een toezegging dat de bouwwerken mogen blijven staan door een baliemedewerker niet aan het college worden toegerekend. Voor toerekening van die toezegging is nodig dat degene aan wie de toezegging is gedaan op goede gronden mocht veronderstellen dat die de opvatting van het bevoegd orgaan vertolkte. In dit geval mocht daar niet vanuit worden gegaan gelet op de functie van de baliemedewerker, hoewel de toezegging wel het standpunt van het college lijkt te zijn geweest.

Deze bijdrage is ook gepubliceerd in de Nieuwsbrief Omgevingsrecht van SDU.