Overslaan en naar de inhoud gaan

Welkom username.

Uw vorige bezoek was op 00-00-0000 om 00:00 uur

Bij cao overeengekomen wijziging in pensioenregeling bindt individuele deelnemers

9 augustus 2019

Werkgever komt in het kader van een cao met vakbeweging een nieuwe pensioenregeling overeen. Er is dan sprake van vervangende instemming door cao-partijen, waarbij individuele werknemers gebonden kunnen worden zonder dat zij met die wijziging hoeven in te stemmen.

Uitgangspunt: wijziging van de pensioenovereenkomst behoeft de instemming van iedere werknemer afzonderlijk

X was in dienst bij werkgever Y N.V. van 1 september 2006 tot 1 november 2017. Hij nam deel aan de bij Nationale Nederlanden (NN) ondergebrachte collectieve pensioenregeling van Y N.V. Deze pensioenregeling bevatte onder meer een jaarlijkse onvoorwaardelijke indexering van het opgebouwde pensioen. 

NN zegde per 31 december 2016 de uitvoeringsovereenkomst met Y N.V. op. Y. N.V. moest daardoor op zoek naar een andere pensioenuitvoerder voor de werknemers die onder de NN-regeling vielen. Met NN en de vakbonden sprak Y N.V. af dat het onder de NN-regeling opgebouwde pensioen bij NN zou achterblijven. Tevens maakten partijen toen afspraken over de indexatie van het NN-pensioen.

In een door de vakbeweging georganiseerde voorlichtingsbijeenkomst kregen de werknemers te horen dat Y N.V. de indexatie wilde afbouwen en tenslotte geheel wilde beëindigen. Y. N.V. stuurde op 14 december 2016 een brief aan X waarin zij aangeeft; “Uw pensioenrechten opgebouwd t/m 31 december 2016 bij Nationale Nederlanden, blijven daar staan. Er is een indexatiedepot beschikbaar waaruit deze rechten nog enige tijd kunnen worden geïndexeerd. Met de vakbonden zijn wij op dit moment nog in overleg over de besteding van dit indexatiedepot en over een mogelijke compensatie voor verschillen tussen de oude en de nieuwe regeling”.

X dient naar aanleiding van deze brief een bezwaarschrift in. Behalve een ontvangstbevestiging op 28 december 2016, hoort X hier verder niks op.

In juni 2017 bereiken de vakbeweging en Y N.V. overeenstemming over een compensatievoorstel voor medewerkers die op 31 december 2016 en aansluitend op 1 januari 2017 in dienst waren. De bij NN achtergebleven opgebouwde pensioenaanspraken worden gedurende een periode van 15 jaar jaarlijks per 1 april verhoogd met 1%, voor het eerst op 1 april 2017 en voor het laatst op 1 april 2031.

X en Y N.V. komen overeen het dienstverband door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst te beëindigen. In de op 30 juni 2017 ondertekende vaststellingsovereenkomst verleent X algehele finale kwijting terzake van de arbeidsovereenkomst en de beëindiging daarvan, met uitdrukkelijke uitzondering voor aanspraken inzake de pensioenovereenkomst.

X is het niet eens met de wijziging van de pensioenovereenkomst en vordert bij de kantonrechter een verklaring voor recht dat de wijziging van de pensioenregeling door Y N.V. een eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden is en Y N.V. de pensioenregeling niet eenzijdig kon wijzigen zonder instemming van X, nu er geen zwaarwichtig belang was aan de zijde van Y N.V. Hij vraagt de kantonrechter Y N.V. te veroordelen tot het nakomen van de pensioentoezegging door middel van het aangaan van een nieuwe uitvoeringsovereenkomst waarbij de onvoorwaardelijke indexatie van het opgebouwde pensioen en toekomstige uitkeringen, conform de oorspronkelijke pensioenregeling uit 2007 wordt voortgezet dan wel een die gelijk is aan of ten minste gelijke rechten en waarborgen biedt als de uitvoeringsovereenkomst met NN uit 2007.  

Bij cao geldt instemming vakbeweging als vervangende instemming, waaraan individuele werknemers gebonden zijn

De kantonrechter stelt in eerste instantie vast dat als uitgangspunt geldt dat wijziging van de pensioenovereenkomst de instemming van iedere werknemer afzonderlijk behoeft.

In dit geval zijn er echter in het kader van een cao afspraken gemaakt met vakorganisaties over de inhoud van de pensioenregeling, die een wijziging van de pensioenovereenkomst inhouden. Er is dan volgens de kantonrechter sprake van vervangende instemming door de cao-partijen, waarbij individuele werknemers gebonden kunnen worden zonder dat zij met die wijziging hoeven in te stemmen.

De kantonrechter geeft daarbij aan dat georganiseerde werknemers op grond van artikel 9 en 12 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst gebonden zijn aan deze wijziging. Y N.V. dient als georganiseerde werkgever op grond van artikel 14 van deze wet de overeengekomen wijziging ook toe te passen op ongeorganiseerde (ex-)werknemers, zoals X. X is gebonden aan de wijziging omdat de tussen de partijen geldende cao is geïncorporeerd in de arbeidsovereenkomst. 

Er is volgens de kantonrechter geen sprake van een beroep van Y N.V. op een eenzijdig wijzigingsbeding van de pensioenovereenkomst, maar van een tweezijdige (collectieve) wijziging waaraan X door middel van vervangende instemming van de vakorganisaties en incorporatie is gebonden. Een zwaarwegend belang als bedoeld in artikel 7:613 BW is dan ook niet aan de orde. De kantonrechter voegt daar aan toe dat de bezwaren die X in meerdere brieven aangaf op grond waarvan hij niet wilde instemmen met de wijziging niet af doen aan zijn gebondenheid aan de wijziging van de pensioenafspraken zoals neergelegd in de cao. 

Commentaar

Hoofdregel is dat iedere deelnemer aan een pensioenregeling individueel moet instemmen met een wijziging van de pensioenovereenkomst. Van die instemming kan op verschillende manieren blijken. Bijvoorbeeld bij wijzigingen op grond van veranderde wetgeving gebeurt dit meestal via stilzwijgende instemming op basis van een negatieve optie. De werkgever informeert de deelnemer over de voorgenomen wijzigingen en wie zwijgt stemt toe. Maar in dit geval zweeg X niet. Hij maakte nadrukkelijk bezwaar en gaf aan niet met de wijziging akkoord te gaan. Desalniettemin is hij gebonden aan het cao-resultaat dat de werkgever met de vakbeweging bereikte. Of en in hoeverre X zich door de vakbeweging vertegenwoordigd voelde, is daarbij niet relevant. 

Zeker in het kader van het nieuwe pensioencontract als gevolg van het Pensioenakkoord zal er in de komende jaren op grote schaal sprake zijn van wijziging van bestaande pensioenregelingen. De voor iedere deelnemer geldende leeftijdsonafhankelijke premie is immers voor alle regelingen uitgangspunt. De daarmee gepaard gaande degressieve opbouw is momenteel nog geen onderdeel van vrijwel alle pensioenregelingen. Die dus op dit punt massaal en collectief aangepast moeten worden. Als een werkgever dit via de cao kan doen, voorkomt hij dat hij van alle individuele deelnemers al dan niet stilzwijgende instemming moet krijgen.

Auteur: Herman Kappelle, directeur Aegon Adfis 

Bron: Rechtbank Oost-Brabant 11 juli 2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:4039

Dit bericht is opgesteld naar de stand van zaken op 9 augustus 2019.