Geen eigen onderzoek door de gemeente naar inbezitneming gemeentegrond, eigen schuld?

Blog

Schenkeveld Advocaten - bomen

Inbezitneming van gemeentegrond door derden en de aanpak door gemeenten van dit snippergroen, leidt tot veel procedures. De Hoge Raad heeft in het arrest van 24 februari 2017 geoordeeld dat degene die zijn eigendom is verloren aan een bezitter te kwader trouw, die bezitter op grond van onrechtmatige daad kan spreken. De bezitter kan dan worden veroordeeld tot schadevergoeding in natura. In dat geval moet de in bezit genomen zaak worden overgedragen aan de oorspronkelijke eigenaar.

Eigen onderzoek

Na het arrest van de Hoge Raad is in verschillende procedures over inbezetneming van grond, een vordering op basis van onrechtmatige daad ingesteld. Daarmee  wordt beoogd om alsnog de eigendom van de in bezit genomen zaak, teruggeleverd te krijgen. Het Hof Amsterdam heeft in een arrest van 30 juli 2019, zaaknummer 200.239.926/01 (niet gepubliceerd) zich uitgelaten over de vraag of het nalaten van eigen onderzoek naar inbezitnemingen, als eigen schuld van de oorspronkelijke eigenaar (gemeente) moet worden gezien.

Onderzoek naar eigen bezit

De Hoge Raad heeft in 2017 overwogen dat de oorsponkelijke eigenaar niet kan worden verweten dat hij niet regelmatig het bezit heeft onderzocht. De Hoge Raad overweegt om die reden dat in beginsel geen eigen schuld-verweer kan worden gevoerd. De vraag rijst dan of daarvan kan worden afgeweken.

Inbezitneming

Tussen een partij en een gemeente speelt een geschil over inbezitneming van een strook van 60 m2 gemeentegrond. In eerste aanleg oordeelt de rechtbank Noord-Holland dat de gemeente in 2014 voor het eerst daartegen is opgetreden. Dit is volgens de rechtbank een aan de gemeente toe te rekenen omstandigheid waarvan het eigendomsverlies het gevolg is. Daarmee ontbreekt het vereiste causale verband of althans is sprake van eigen schuld aan de kant van de gemeente. De vordering tot schadevergoeding in de vorm van teruggave van de strook grond is dan ook afgewezen.  De gemeente gaat daartegen in hoger beroep bij het Hof.

Geen onderzoek leidt tot eigen schuld?

Het Hof Amsterdam gaat eerst in op het arrest van de Hoge Raad. Het Hof stelt – net als de Hoge Raad – dat de gemeente in de regel niet kan worden tegengeworpen dat hij niet regelmatig onderzoek heeft gedaan naar eventuele inbezitnemingen van zijn zaak door onbevoegden. Van een grondeigenaar kan niet worden verlangd dat hij zijn eigendom periodiek controleert op bezitsinbreuken, als daarvoor geen concrete aanleiding bestaat, in het bijzonder niet als die percelen moeilijk begaanbaar/toegankelijk zijn. Anders zou de eigenaar bij het uitblijven van dit onderzoek, worden bestraft door het vervallen of beperken van zijn aanspraak op schadevergoeding.

Concrete aanleiding

In eerste aanleg is gesteld door de bezitter dat de gemeente op de hoogte was van het gebruik dat zij van de gemeentegrond maakte. Dit in combinatie met het feit dat de aangrenzende gemeentelijke groenvoorziening door de gemeente is onderhouden, is geen concrete aanleiding voor de gemeente om periodiek onderzoek te verrichten. Het nalaten van het onderzoek leidt in dit geval niet tot eigen schuld van de gemeente, op grond waarvan de vordering zou moeten worden afgewezen. Het Hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de bezitter in het overdragen van de wederrechtelijk in bezit genomen strook grond.

Voorkeur voor soort schadevergoeding

De bezitter heeft gesteld dat zij bij een dergelijke veroordeling de voorkeur geeft aan een schadevergoeding in geld. Het Hof stelt tot slot dat geen belangenafweging wordt gemaakt bij de vordering tot schadevergoeding, waardoor de vordering van de gemeente tot overdracht wordt toegewezen.

Conclusie

Het Hof heeft bevestigd dat een eigen schuld verweer niet kan worden gevoerd bij de vordering op grond van onrechtmatige daad, vanwege het wederrechtelijk in bezitnemen van gemeentegrond. Een vordering tot schadevergoeding in de vorm van teruggave van de strook grond  is ook onderworpen aan een verjaringstermijn van vijf jaar (artikel 3:310 lid 1 BW). Deze termijn van vijf jaar start zodra de benadeelde bekend is met zijn eigendomsverlies, en met de daarvoor aansprakelijke persoon en de verjaring. Deze termijn is in elk geval voltooid 20 jaar na de voltooiing van de verjaring van artikel 3:314 lid 2 BW, de gebeurtenis waardoor de schade – het verlies van de eigendom – is veroorzaakt, onverminderd eventuele stuiting van die verjaring.

Heeft u vragen over verjaring van (gemeente)grond, neem dan contact op met één van onze specialisten.