Overslaan en naar de inhoud gaan

Welkom username.

Uw vorige bezoek was op 00-00-0000 om 00:00 uur

Premievrijstelling arbeidsongeschiktheid niet in mindering op transitievergoeding

16 augustus 2019

Werkneemster Y is in loondienst bij ABN Amro. Zij wordt arbeidsongeschikt en krijgt premievrijstelling van haar pensioen terwijl de pensioenopbouw doorgaat. Ook na de beëindiging van de dienstbetrekking. Bij beëindiging van de dienstbetrekking wil ABN Amro de premievrijstelling korten op de transitievergoeding. Daar is de rechter het niet mee eens.

Gelijkwaardige voorziening voor de transitievergoeding

Mevrouw Y is in dienst van ABN Amro en krijgt vanwege haar arbeidsongeschiktheid recht op premievrije voortzetting van haar pensioen. In 2018 beëindigt ABN Amro het dienstverband met Y. Y krijgt een transitievergoeding in verband met het beëindigen van het dienstverband. Conform de cao brengt ABN Amro de contante waarde van de premievrijstelling van het pensioen in mindering op de transitievergoeding. In de ABN Amro cao 2016-2018 staat hierover het volgende:

“Vanaf het derde ziektejaar krijgt u een aanvulling op uw WIA-uitkering. (…)

Als u door ziekte niet kunt werken en een WIA-uitkering krijgt op basis van volledige arbeidsongeschiktheid, vult de Bank deze vanaf het derde ziektejaar aan tot 75% van de grondslag.

(…) Als u een WIA-uitkering krijgt, gaat uw pensioenopbouw vanaf het derde ziektejaar door voor 75% van het percentage waarvoor u arbeidsongeschikt bent. Zolang u een WIA-uitkering heeft, betaalt u geen deelnemersbijdrage voor het deel dat u arbeidsongeschikt bent, ook niet na beëindiging van uw arbeidsovereenkomst. Na die beëindiging wordt de pensioenopbouw aangepast conform uw restverdiencapaciteit met dien verstande dat de restverdiencapaciteit nooit lager zal zijn dan bij uitdiensttreding. De voortzetting van de pensioenopbouw eindigt bij uw pensionering of in ieder geval aan het begin van de maand waarin uw AOW ingaat.(…)

De aanvullingen en pensioenopbouw lopen door zolang u ziek bent, ook na beëindiging van uw arbeidsovereenkomst. Na deze beëindiging worden de aanvullingen en pensioenopbouw wel aangepast bij verhoging van uw restverdiencapaciteit, maar niet bij verlaging. (…) Bij een beëindiging van de arbeidsovereenkomst dienen de aanvullingen en de pensioenopbouw vanaf het derde ziektejaar te worden gezien als gelijkwaardige voorziening voor de transitievergoeding zoals bedoeld in artikel 7:673b BW.”

Y vordert de volledige wettelijke transitievergoeding van ABN Amro.

Premievrijstelling pensioen is geen gelijkwaardige voorziening transitievergoeding

In het eindarrest na tussenarrest geeft het hof Y gelijk. Het hof motiveert dit als volgt. In zijn arrest van 29 maart 2019 geeft de Hoge Raad aan dat voorzieningen waarop de werknemer volgens de cao wegens de beëindiging van de dienstbetrekking recht heeft gelijkwaardig kunnen zijn aan de wettelijke transitievergoeding. In dat geval kan de  gekapitaliseerde potentiële waarde van de voorziening in mindering worden gebracht op de wettelijke transitievergoeding.

 ABN Amro heeft volgens het hof een pensioenregeling getroffen die erin voorziet dat de pensioenopbouw voor de arbeidsongeschikte werknemer vanaf het derde ziektejaar gewoon door gaat zonder dat hij daarvoor nog een werknemersbijdrage verschuldigd is. Die opbouw loopt ook door in het geval het dienstverband wordt beëindigd. De premievrijstelling van de suppletieregeling moet naar het oordeel van het hof  worden beschouwd als een (secundaire) arbeidsvoorwaarde die ABN Amro ten behoeve van haar arbeidsongeschikte werknemers heeft getroffen.

De aanspraak op premievrijstelling van het pensioen komt Y, volgens het hof, niet toe op grond van een voorziening die is getroffen voor het geval het dienstverband met haar wordt beëindigd, maar vanwege een voorziening (arbeidsvoorwaarde) die is getroffen voor arbeidsongeschiktheid die is ontstaan tijdens het dienstverband. Dat die voorziening voor Y na de beëindiging van het dienstverband een financieel voordeel oplevert, doet volgens het hof aan dat karakter van de voorziening als een arbeidsvoorwaarde niet af.

Volgens het hof kan de voor Y getroffen pensioenvoorziening dan ook niet worden beschouwd als een aan de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening zoals bedoeld in artikel 7:673b, lid, van het Burgerlijk Wetboek. Deze voorziening is niet getroffen voor het geval de arbeidsovereenkomst met Y wordt beëindigd.

Het maakt daarbij  niet uit dat de cao-partijen de suppletieregeling (inclusief premievrijstelling) wel hebben aangemerkt als een aan de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening. Immers dat is slechts een gezichtspunt van de partijen en maakt de objectieve interpretatie van de wet door de rechter niet anders.

Commentaar

Op 1 januari 2015 is de Wet werk en zekerheid ingaan. Volgens deze wet hebben werknemers met een dienstverband langer dan 24 maanden, bij het einde van hun dienstverband - anders dan bij overlijden van de werknemer of het bereiken van zijn AOW-leeftijd - recht op een transitievergoeding. Deze vergoeding geldt ook als de werkgever vanwege arbeidsongeschiktheid van de werknemer het dienstverband beëindigt.

De omvang van de transitievergoeding is afhankelijk van de diensttijd en het genoten loon en bedraagt maximaal € 76.000 (2019) of als dat hoger is het loon over 12 kalendermaanden. Volgens artikel 7:673b BW  kunnen op de transitievergoeding in mindering komen, gelijkwaardige voorzieningen die in een collectieve arbeidsovereenkomst zijn opgenomen.

De suppletieregeling die ABN Amro had opgenomen in de cao betrof een aanvulling op de WIA-uitkering en premievrijstelling pensioen bij arbeidsongeschiktheid. De premievrijstelling loopt door als het dienstverband van de werknemer na arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd. ABN Amro merkte de hele suppletieregeling in de cao aan als een gelijkwaardige voorziening voor de transitievergoeding. Daarin gaat de rechter niet  mee. Volgens de rechter kan alleen maar sprake zijn van een gelijkwaardige voorziening als deze is getroffen wegens het beëindigen van de dienstbetrekking. In het geval van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is er geen sprake van een specifieke bepaling wegens het beëindigingen van de dienstbetrekking. De premievrijstelling maakt onderdeel uit van de pensioenvoorzienig en die aanspraken bestaan reeds tijdens het dienstverband.

Paul Lavrijssen, adviseur Aegon Adfis

Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22 juli 2019

Dit bericht is opgesteld naar de stand van zaken op 16 augustus 2019