Nieuws

Fouten met de ‘nieuwe’ spelregels van het m.e.r.-beoordelingsbesluit kunnen ‘vernietigend’ zijn

In welke gevallen moet je een beslissing nemen over de vraag of er voor (bijvoorbeeld) een bestemmingsplan een milieueffectrapportage moet worden gemaakt? En wat zijn de gevolgen wanneer je dit besluit niet hebt genomen?

Spelregels

Sinds 1 juli 2017 zijn de ‘spelregels’ over het m.e.r.-beoordelingsbesluit veranderd (paragraaf 7.6 Wet milieubeheer). Een voorbeeld: in het geding is een bestemmingsplan voor 675 woningen. Het gaat hier dus om een ‘stedelijk ontwikkelingsproject’ in de zin van het Besluit m.e.r. (categorie 11.2, onderdeel D). Van belang is ook dat het bestemmingsplan de realisatie van de woningen bij recht mogelijk maakt (een besluit in de zin van kolom 4, onderdeel D).

Aangezien je met het aantal woningen onder de drempelwaarden (van kolom 2 van onderdeel D) zit, kon je voorheen volstaan met een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling in de toelichting van het bestemmingsplan. Niks extra procedurestap. Je hoefde ‘slechts’ – aan de hand van criteria uit de (Europese) m.e.r.-richtlijn – in de toelichting te motiveren dat de woningbouw niet leidde tot ‘belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu’ (tenzij de milieu-impact wel groot was natuurlijk). Wanneer je echter boven die drempelwaarden zat, moest je altijd een m.e.r.-beoordeling verrichten.

Alleen met de huidige spelregels maakt het niks meer uit of je onder of boven de drempelwaarden zit. Het (expliciete !) m.e.r.-beoordelingsbesluit is in beide gevallen vereist wanneer er sprake is van een m.e.r.-activiteit. En afgezien van een ‘kennisgeving’ van het m.e.r.-beoordelingsbesluit voor projecten die boven de drempelwaarden zitten, is er procedureel geen enkel verschil meer.

Fout

Maar stel, je ‘vergeet’ een m.e.r.-beoordelingsbesluit te nemen of je ‘beperkt’ je tot een ouderwetse vormvrije m.e.r.-beoordeling in de toelichting van het bestemmingsplan. En deze fout wordt door appellanten in beroep aangekaart. Wat dan?

Natuurlijk moeten de beroepsgronden zijn gericht tegen een besluitonderdeel waarover ook de zienswijzen naar voren zijn gebracht. Maar daarover bestaat geen discussie wanneer de appellanten in de zienswijze het gehele plan voor de woonwijk ter discussie stellen.

In dat geval zal de bestuursrechter oordelen dat er in beide gevallen geen m.e.r.-beoordelingsbesluit op tafel ligt. De eerste spreekt voor zich en met een vormvrije m.e.r.-beoordeling in de toelichting red je het ook niet meer.

Groot probleem

Gaat je bestemmingsplan dan helemaal onderuit? Nou, dat ligt eraan. Wanneer appellanten alleen aanvoeren dat een (tijdig genomen) m.e.r.-beoordelingsbesluit ontbreekt, dan heb je geluk (hoewel het natuurlijk een slechte zaak is wanneer je de nieuwe spelregels niet in acht neemt). Onze hoogste bestuursrechter laat dan (met artikel 6:22 Algemene wet bestuursrecht) je bestemmingsplan in stand, omdat belanghebbenden in die gevallen niet zijn benadeeld.

Maar wanneer de appellanten toch inhoudelijke beroepsgronden naar voren brengen over de (milieuaspecten van de) vormvrije m.e.r.-beoordeling, dan heb je een groot probleem. In dat geval is het niet aannemelijk dat belanghebbenden niet zijn benadeeld. Deze procedurele fout wordt dan ook niet gepasseerd (met artikel 6:22 Algemene wet bestuursrecht).
En je handelt helemaal uit den boze wanneer je in de vormvrije m.e.r.-beoordeling slechts verwijst naar de verrichte sectorale milieuonderzoeken. Dat is natuurlijk geen integrale beoordeling van de mogelijke nadelige milieugevolgen. In dat geval kun je elke vorm van finale geschilbeslechting wel vergeten.

Je kunt dan met recht spreken van een fundamenteel gebrek van het bestreden besluit.
Gevolg: vernietiging van het besluit en ‘ga terug naar start’.

Aanvullende tip

Nog een aanvullende tip:

Als je in beroep constateert dat je bestemmingsplan in gevaar komt omdat er ten onrechte geen m.e.r.-beoordelingsbesluit is genomen, doe dit dan alsnog en koppel dit in beroep aan het bestemmingsplan (via artikel 6:19 Algemene wet bestuursrecht). Mogelijk dat je dan de schade beperkt kan houden.

ABRvS 9 juli 2019, nr. 201810229/3/R3

Frank HabrakenFouten met de ‘nieuwe’ spelregels van het m.e.r.-beoordelingsbesluit kunnen ‘vernietigend’ zijn