Home Inzagerecht in medisch dossier voor nabestaande van overleden patiënt

KBS

Inzagerecht in medisch dossier voor nabestaande van overleden patiënt

Het Gerechtshof Den Haag overweegt in het arrest van 20 augustus 2019 dat, als de patiënt (‘niet al te generieke’) toestemming heeft verleend voor het opvragen en inzien van het medisch dossier na het overlijden en een nabestaande aan de arts op grond van deze toestemming inzage en afschrift verzoekt, de arts verplicht is volledig aan dat verzoek te voldoen. Daarbij wordt aangesloten bij het (nog niet in werking getreden) artikel 7:458a lid 1 (nieuw) BW, waarin schriftelijke toestemming van de overledene en het geval dat bij inzage een zwaarwegend belang bestaat als zelfstandige, niet-cumulatieve, gronden voor het recht op inzage worden genoemd.

Wat speelde er in deze zaak? Een zoon doet na het overlijden van zijn moeder in 2016 aangifte tegen twee verpleegkundigen die bij de thuiszorg voor zijn moeder betrokken zijn geweest. De moeder heeft, voor kort nadat zij vernam dat zij ongeneeslijk ziek was, via een machtiging aan haar zoon toestemming verleend voor inzage in en afschrift van haar medisch dossier. In dat kader verzoekt de zoon aan de huisarts van zijn moeder om (delen) van het medisch dossier van zijn moeder. De huisarts geeft aan dat verzoek geen gehoor. Bij de rechter vordert de zoon een veroordeling van de huisarts om aan hem een afschrift van het gehele medisch dossier van zijn moeder te verstrekken. De rechtbank wijst de vordering gedeeltelijk toe door te bepalen dat de huisarts delen van het medisch dossier moet overdragen aan een onafhankelijk huisarts die het medisch dossier zal inzien en concrete vragen over de behandeling zal beantwoorden.

De zoon gaat hier tegen in beroep bij het Haagsche Gerechtshof. Het Hof behandelt onder meer de vraag of in een geval waarin vaststaat dat een patiënt, zoals in deze zaak, “toestemming heeft verleend voor het opvragen en inzien van haar medisch dossier na haar overlijden (en deze toestemming niet te generiek is), de arts van wie op grond van deze toestemming inzage en afschrift wordt verzocht verplicht is daaraan zonder meer volledig te voldoen, dan wel slechts indien en voor zover de verzoeker daarbij een al dan niet zwaarwegend belang heeft.”

Daarbij merkt het Hof op dat niet vereist is dat de nabestaande, die met toestemming van de patiënt na diens overlijden verzoekt om afschrift dan wel inzage, daarvoor een zwaarwegend belang heeft. Als de patiënt – zoals in deze zaak – toestemming voor inzage heeft verleend, is deze voorwaarde naar het oordeel van het Hof voor doorbreking van de geheimhouding niet aan de orde. Nu tussen partijen vaststaat dat de moeder toestemming heeft verleend aan haar zoon om haar medisch dossier op te vragen, heeft de zoon in beginsel recht op inzage en afschrift van het gehele medisch dossier, aldus het Hof. Daaraan wordt toegevoegd dat er geen grond bestaat om ervan uit te gaan dat het recht op inzage of afschrift door de zoon niet verder mag gaan dan gerechtvaardigd wordt door het belang van de zoon. Verder merkt het Hof op dat de zoon niet duidelijk hoeft te maken wat zijn belang is bij afgifte van het hele dossier en waarom niet kan volstaan met een minder verstrekkende wijze van inzage. De slotsom is dat de huisarts binnen vier weken een afschrift van het hele medisch dossier aan de zoon dient te verstrekken.

Het doel van (het nog niet in werking getreden) artikel 7:458a lid 1 (nieuw) BW is volgens de wetgever duidelijkheid te creëren voor zowel hulpverleners als nabestaanden en tegemoet te komen aan de behoefte van nabestaanden om het medisch dossier in te zien. Met dit arrest lijkt het Hof (al) aansluiting te zoeken bij dat nieuwe artikel, waarmee een wettelijke regeling wordt getroffen voor het inzagerecht in het medisch dossier voor een overleden patiënt.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven