Wrakingskamer Hoge Raad: verzoek tot wraking van alle raadsheren in de strafkamer ongegrond

Hoge Raad 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2397

Het wrakingsverzoek tegen de hele strafkamer van de Hoge Raad is ongegrond. Tot dat oordeel komt de wrakingskamer van de Hoge Raadvandaag. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de werkwijze van de Hoge Raad, waarin drie of vijf raadsheren een zaak beslissen, maar de overige leden van een kamer (in dit geval de strafkamer) deelnemen aan de beraadslaging over die zaak. Met zijn beslissing volgt de Hoge Raad op hoofdlijnen de conclusie van procureur-generaal Silvis, die had geadviseerd het wrakingsverzoek te verwerpen.

In de beslissing op het wrakingsverzoek licht de Hoge Raad zijn werkwijze toe. Strafzaken in cassatie worden behandeld en beslist door een combinatie van drie of vijf raadsheren (de ‘zetel’). In de praktijk van de Hoge Raad kunnen ook de andere raadsheren uit de strafkamer (de ‘reservisten’) deelnemen aan de beraadslagingen. De rolvan de reservisten is beperkt tot rechtskundige bijdragen aan de discussie. Die bijdragen zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de rechtspraak van de Hoge Raad consistent is. En consistentie is in het belang van het vertrouwen in de rechtspraak en van de rechtszekerheid. De rol van reservisten is beschreven in het gepubliceerde Protocol (pdf, 333,9 KB) deelname aan behandeling en beraadslaging van de Hoge Raad. Daarmee is die rol voor procespartijen kenbaar.

Het wrakingsverzoek, dat zich tegen deze werkwijze verzet, was door advocaat W.H. Jebbink ingediend in een strafzaak tegen een vrouw die verdacht wordt van het verstoren van een gemeenteraadsvergadering in Zeist in 2015. De advocaat betoogde dat de werkwijze van de Hoge Raad in strijd is met de Grondwet en met internationale verdragen. In zijn visie heeft de aanwezigheid van de overige raadsheren tot doel de zetel te beïnvloeden. Daarnaast vindt hij dat de reservisten, door deel te nemen aan de beraadslaging in raadkamer, de zaak feitelijk mee behandelen. Er zou dan geen sprake meer zijn van een onafhankelijk en onpartijdig gerecht zoals de wet en internationale verdragen dat voorschrijven. Ook is onduidelijk wie aan de beraadslaging meedoen omdat dit op vrijblijvende basis zou gebeuren. Daarmee is de rechtspraak van de Hoge Raad niet transparant.

De Hoge Raad merkt in zijn beslissing de rol van reservisten aan als bemoeienis met de zaak. Dat betekent dat wraking van reservisten mogelijk is, indien de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is. Degene die wraking van raadsheren verzoekt, moet feiten en omstandigheden stellen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat deze raadsheren een vooringenomenheid koesteren of dat de hiervoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De door verzoekster in deze zaak gestelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen dat oordeel niet, zo heeft de Hoge Raadvandaag beslist. Het feit dat reservisten een juridische bijdrage kunnen leveren aan de bespreking van een zaak door de zetel, betekent niet dat die reservisten of de leden van die zetel partijdig zijn of dat angst daarvoor gerechtvaardigd is.

Sommige klachten uit het wrakingsverzoek hebben geen betrekking op de onpartijdigheid van de rechter, maar op zijn onafhankelijkheid of op de wettelijke basis voor de rol van de reservisten. Die klachten horen naar het oordeel van de Hoge Raad echter niet thuis in een wrakingsprocedure. Wel kunnen ze worden ingebracht in de hoofdzaak.

De rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens waar een beroep op wordt gedaan, gaat over situaties die zich in deze zaak niet voordoen. Daarbij kan worden gedacht aan instructies of drukuitoefening door collega-rechters of de aanwezigheid inraadkamer van niet-rechters die vooraf in het openbaar een standpunt over de desbetreffende zaak hebben verdedigd. Het beroep dat op die rechtspraak wordt gedaan leidt dus ook niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek.


Lees hier de volledige uitspraak.



Print Friendly and PDF ^