Op maandag 26 augustus vond de strafzaak plaats tegen een specialist ouderengeneeskunde die in 2016 euthanasie uitvoerde bij een wilsonbekwame patiënte met dementie. Deze zaak roept de nodige vragen op. Want waarom buigt de strafrechter zich over deze zaak, terwijl de tuchtrechter er al over geoordeeld heeft? En waar zal de strafrechter vooral naar kijken? In dit artikel beantwoordt KNMG-jurist Josine Janson deze vragen. Zij houdt zich binnen het project Euthanasie bij dementie onder meer bezig met de juridische en ethische analyse van dit onderwerp.
Met het project Euthanasie bij dementie wil de KNMG tot een visie komen die dokters houvast geeft om samen met patiënten en hun naasten tot goede afwegingen te komen over euthanasie in de verschillende fasen van dementie. Hierbij spelen onder andere de juridische implicaties een belangrijke rol. KNMG-jurist gezondheidsrecht Josine Janson: “Om meer inzicht in de juridische afwegingen te krijgen, maken we een analyse van relevante literatuur en oordelen van de regionale toetsingscommissies. Ook volgen we de rechtszaken op de voet. Bijzonder aan deze specifieke zaak is dat het de eerste strafzaak is onder de huidige euthanasiewet. Uiteraard is deze procedure erg belastend voor de betreffende arts en kan deze veel teweegbrengen bij de nabestaanden. Tegelijkertijd is euthanasie in Nederland strafbaar als niet aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan en kan er dus een strafrechtelijke procedure volgen.”
Wat vooraf ging
Begin 2017 oordeelde de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie (RTE) dat een specialist ouderengeneeskunde die euthanasie uitvoerde niet aan alle zorgvuldigheidseisen van de euthanasiewet had voldaan. De patiënte had gevorderde dementie en had in een eerdere fase van de dementie een schriftelijk euthanasieverzoek opgesteld. De RTE oordeelde dat de wilsverklaring van de patiënte onduidelijk en niet eenduidig was. Er stond in dat de patiënte niet naar een verpleeghuis wilde, maar ook dat ze euthanasie wilde ‘wanneer zij daarvoor de tijd rijp achtte’. De patiënte heeft echter nooit expliciet om uitvoering van de euthanasie gevraagd.
De RTE oordeelde ook dat de arts bij de uitvoering van de euthanasie een grens had overschreden. Zo had de arts voorafgaand aan de euthanasie een slaapmiddel in de koffie van de patiënte gedaan. De arts had dit van tevoren besproken met de echtgenoot en de dochter van de patiënte, maar niet met de patiënte zelf. Ook had de arts niet aan de patiënte gevraagd of zij op dat moment euthanasie wilde.
Twee procedures
Als de RTE het oordeel 'niet voldaan aan alle zorgvuldigheidseisen' uitspreekt over een euthanasiemelding (oordeel ‘onzorgvuldig’), stuurt zij dit oordeel altijd naar de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en het Openbaar Ministerie (OM). Deze standaardprocedure is vastgelegd in de wet.
Vervolgens onderzoekt de IGJ de zaak. In dit geval leidde dit ertoe dat de Inspectie een tuchtklacht tegen de arts indiende bij het Regionaal Tuchtcollege. Die gaf de arts een berisping. In hoger beroep veranderde het Centraal Tuchtcollege (CTG) deze berisping in een waarschuwing. Het CTG vond het handelen van de arts onzorgvuldig, maar wel beperkt verwijtbaar. Meegewogen werd dat de arts de patiënte zelf uitvoerig heeft geobserveerd en uitgebreid advies heeft ingewonnen bij twee SCEN-artsen, het verzorgende team van het verpleeghuis, de familie en de huisarts. Met deze waarschuwing was de tuchtrechtelijke procedure in maart 2019 afgerond.
Tegelijk besloot ook het OM een strafrechtelijk onderzoek naar de zaak in te stellen. Na dit onderzoek besloot het OM om de arts te vervolgen en dus het oordeel van de strafrechter te vragen. Het OM benadrukt dat zij niet twijfelt aan de goede bedoelingen van de arts en dat de arts alles heeft gedaan in goed overleg met de familie.
Uit een persbericht blijkt dat het OM overgaat tot vervolging, omdat er in deze zaak belangrijke rechtsvragen spelen. Volgens het OM staat de vraag centraal in hoeverre je als arts nog in gesprek moet met een dementerende patiënt, als de patiënt een schriftelijk euthanasieverzoek heeft. Het OM wil onder meer het oordeel van de rechter over de vraag of de arts wel mocht vertrouwen op het eerder opgestelde schriftelijk euthanasieverzoek van de patiënte, terwijl deze op onderdelen onduidelijk was. Toen patiënte uiteindelijk in het verpleegtehuis was opgenomen, gaf zij bovendien wisselende signalen af over haar wens tot euthanasie. Volgens het OM had de arts daarom nadrukkelijk in gesprek moeten gaan met de dementerende patiënte en moeten vragen of zij nog steeds euthanasie wilde.
Vooral dat laatste aspect raakt een fundamenteel punt, aldus Josine Janson: “In een situatie van vergevorderde dementie is communicatie over het lijden en de doodswens niet altijd meer mogelijk. De vraag die nu voorligt, is of je van een arts mag verwachten dat die in zo’n situatie altijd verifieert of de patiënt nog steeds euthanasie wenst.”
Verschillende insteek van tuchtrecht en strafrecht
Janson snapt dat het vreemd kan overkomen dat er twee procedures over dezelfde zaak plaatsvinden: “Dat roept het gevoel op dat een arts twee keer voor hetzelfde feit terecht staat. Een tuchtprocedure en een strafprocedure hebben echter een verschillende insteek, verschillende doelen en een verschillend beoordelingskader. Ze kunnen dus juridisch gezien naast elkaar bestaan.”
In het medisch tuchtrecht beoordeelt het tuchtcollege of een arts (of een andere in het BIG-register geregistreerde beroepsbeoefenaar) volgens de voor hem geldende professionele standaard heeft gewerkt- in dit geval de professionele standaard bij de uitvoering van euthanasie. Het tuchtrecht is bedoeld om de kwaliteit van de beroepsuitoefening te bevorderen en bewaken.
Het strafrecht heeft een ander doel: de bescherming van de rechtsorde tegen ernstige inbreuken daarop. In de wet staat dat euthanasie strafbaar is. Deze strafbaarheid kan uitsluitend vervallen als de euthanasie is uitgevoerd door een arts die daarbij heeft voldaan aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen.
Janson: “Het kan zijn dat een strafrechter en de tuchtrechter op basis van dezelfde feiten tot verschillende uitspraken komen. Soms komt dat doordat zij andere toetsingskaders hanteren, soms doordat zij de feiten anders waarderen. Het is overigens niet de eerste keer dat een arts voor eenzelfde zaak voor zowel de strafrechter als tuchtrechter moet verschijnen, dit gebeurt vaker, ook los van euthanasiezaken.”
Impact op de arts en de nabestaanden
Dat een tuchtprocedure en een strafprocedure naast elkaar kunnen bestaan, betekent niet dat dit ook altijd wenselijk is. Zoals eerder gezegd moet de impact van een dergelijke zaak op de arts en de nabestaanden niet worden onderschat. Maar de praktijk is er natuurlijk ook niet bij gebaat als de verschillende rechters uiteenlopend oordelen over dezelfde zaak. Janson: “Daarom werd er al bij de vaststelling van de huidige euthanasiewet nadrukkelijk op gewezen hoe belangrijk het is dat het OM en de IGJ zorgvuldig met elkaar overleggen over de inzet en noodzaak van beide procedures. Het OM en de IGJ hebben afspraken tot afstemming gemaakt en vastgelegd in een samenwerkingsprotocol. Ik merk dat het voor veel artsen niet goed te begrijpen is waarom er twee procedures plaatsvinden. Meer uitleg van de IGJ en het OM, niet alleen in het algemeen maar ook in een specifieke zaak, zou daarom goed zijn.”
Stand van zaken project Euthanasie bij dementie
Zoals gezegd wordt deze zaak meegenomen in de ethische en juridische analyse binnen het project Euthanasie bij dementie. In het kader van dit project hebben dit voorjaar verschillende rondetafelgesprekken plaatsgevonden waarin experts vanuit ethisch, juridisch en maatschappelijk perspectief met elkaar in gesprek gingen over euthanasie bij dementie. Hieraan namen ook afgevaardigden van maatschappelijke, beroeps- en patiëntenorganisaties deel.
Daarnaast is er een enquête uitgezet via het KNMG-artsenpanel, met als hoofdvraag: hoe aanvaardbaar vindt u euthanasie bij mensen met dementie? Momenteel worden de uitkomsten geanalyseerd.
Na de zomer starten focusgroepen waarin artsen aan de hand van concrete casussen met elkaar in gesprek gaan. Doel is inzicht te krijgen in hun besluitvorming en te achterhalen welke factoren daarbij een rol spelen. Daarnaast kunnen we hierdoor nog beter zien waar de ondersteuningsbehoefte van artsen ligt als het gaat om de besluitvorming bij euthanasie.
Meer informatie over het project vindt u op knmg.nl/euthanasiebijdementie.
Lees ook:
Bronnen
Zie ook
Geef uw reactie