Gepubliceerd op donderdag 12 september 2019
IEF 18681
HvJ EU ||
12 sep 2019
HvJ EU 12 sep 2019, IEF 18681; ECLI:EU:C:2019:716 (VG Media tegen Google LLC), https://www.ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-bepaling-perssnippets-is-niet-van-toepassing-zonder-mededeling-aan-commissie

HvJ EU: bepaling 'perssnippets' is niet van toepassing zonder mededeling aan Commissie

HvJ EU 12 september 2019, IEF 18681, IEFbe 2939; ECLI:EU:C:2019:716, (VG Media tegen Google LLC) VG Media is een Duitse beheermaatschappij voor auteursrechten. Google zou inbreuk hebben gemaakt op de naburige rechten van de leden, persuitgevers, door op haar zoekmachine en haar geautomatiseerde informatiesite "Google Nieuws" gebruik te maken van zogenoemde "perssnippets". Meer specifiek gaat het erom dat Google fragmenten of samenvattingen van persteksten online zet, zonder daarvoor een vergoeding te betalen. Dit zou in strijd zijn met een Duitse bepaling, strekkende tot de bescherming van persuitgevers, die op 1 augustus 2013 in werking is getreden. Het Landgericht Berlin vraagt antwoord op de volgende vragen: (i) is de bepaling in kwestie een "technisch voorschrift" in de zin van richtlijn 98/34 betreffende normen en technische voorschriften en zo ja, (ii) had het ontwerp van de bepaling aan de Commissie moeten worden voorgelegd, voorafgaande aan de inwerkingtreding van de bepaling in Duitsland?
Het feit dat de bepaling in kwestie een regel is brengt mee dat het gaat om een "technisch voorschrift" in de zin van de richtlijn betreffende normen en technische voorschriften. De bepaling strekt voornamelijk tot de bescherming van persuitgevers tegen inbreuken op het auteursrecht door online zoekmachines. Een dergelijke bescherming is alleen noodzakelijk tegen systematische aanvallen op de werken van online-uitgevers door dienstverleners van de informatiemaatschappij. Bijgevolg is de bepaling specifiek gericht op de diensten van de informatiemaatschappij. Het ontwerp van het technische voorschrift had voorafgaand aan de inwerkingtreding aan de Commissie moeten worden meegedeeld. Het ontbreken van deze mededeling heeft de niet-toepasselijkheid van de bepaling ten gevolge. Zie ook [IEF 18187] en [IEF 17053].

 Het in § 87g, lid 4, UrhG neergelegde verbod om persproducten voor het publiek beschikbaar te stellen, heeft niet alleen betrekking op onlinedienstverleners, maar ook op offlinedienstverleners. Uit de zevende en achtste overweging van richtlijn 98/48, waarbij richtlijn 98/34 is gewijzigd, blijkt echter dat richtlijn 98/48 tot doel had de bestaande nationale voorschriften aan te passen aan de nieuwe diensten van de informatiemaatschappij en om „beperkingen op het vrije verkeer van diensten en de vrijheid van vestiging, [die] leiden tot verbrokkeling van de interne markt” te voorkomen. Het zou in strijd zijn met deze doelstelling om een regel die waarschijnlijk tot doel heeft de onlinediensten met betrekking tot persproducten te reglementeren, uit te sluiten van de kwalificatie als een regel die specifiek betrekking heeft op dergelijke diensten in de zin van artikel 1, punt 5, van richtlijn 98/34, enkel en alleen omdat in de bewoordingen ervan niet alleen wordt verwezen naar onlinediensten maar ook naar offlinediensten (zie in die zin arrest van 20 december 2017, Falbert e.a., C‑255/16, EU:C:2017:983, punten 34 en 35).

38      Het feit dat § 87g, lid 4, UrhG deel uitmaakt van een nationale wettelijke regeling inzake auteursrechten of naburige rechten, doet overigens aan deze beoordeling niet af. Technische voorschriften inzake intellectuele eigendom zijn namelijk niet uitdrukkelijk uitgesloten van de werkingssfeer van artikel 1, punt 5, van richtlijn 98/34, in tegenstelling tot de voorschriften die het voorwerp uitmaken van de Europese wetgeving op het gebied van telecommunicatiediensten of financiële diensten. Bovendien blijkt uit het arrest van 8 november 2007, Schwibbert (C‑20/05, EU:C:2007:652), dat bepalingen van een nationale wet inzake intellectuele eigendom een „technisch voorschrift” kunnen vormen dat overeenkomstig artikel 8, lid 1, van die richtlijn moet worden meegedeeld.

39      Voor zover een regel zoals die welke aan de orde is in het hoofdgeding betrekking heeft op de diensten van de informatiemaatschappij, moet het ontwerp voor een technisch voorschrift overeenkomstig artikel 8, lid 1, van richtlijn 98/34 vooraf aan de Commissie worden meegedeeld. De niet-toepasselijkheid van een nationaal technisch voorschrift dat niet overeenkomstig die bepaling is meegedeeld, kan volgens vaste rechtspraak in een geding tussen partijen worden aangevoerd (arrest van 27 oktober 2016, James Elliott Construction, C‑613/14, EU:C:2016:821, punt 64 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

40      Gelet op het voorgaande moet op de vragen worden geantwoord dat artikel 1, punt 11, van richtlijn 98/34 aldus moet worden uitgelegd dat een nationale bepaling zoals die in het hoofdgeding, die alleen commerciële exploitanten van zoekmachines en commerciële dienstverleners die op overeenkomstige wijze content bewerken, verbiedt om persproducten geheel of gedeeltelijk (met uitzondering van losse woorden of zeer korte tekstfragmenten) aan het publiek beschikbaar te stellen, een „technisch voorschrift” is in de zin van die bepaling, waarvan het ontwerp overeenkomstig artikel 8, lid 1, eerste alinea, van die richtlijn vooraf aan de Commissie moet worden meegedeeld.

Prejudiciele vragen:
 

1) Vormt een nationale regeling die uitsluitend commerciële exploitanten van zoekmachines en commerciële dienstverleners die content bewerken verbiedt om persproducten of delen hiervan (met uitzondering van losse woorden en zeer korte tekstfragmenten) ter beschikking van het publiek te stellen, maar dit verbod niet oplegt aan andere – eveneens commerciële – gebruikers, overeenkomstig artikel 1, punten 2 en 5, van richtlijn [98/34] een regel die niet specifiek betrekking heeft op de in [voornoemd punt 2] gedefinieerde diensten, en, indien dat niet het geval is


2) vormt een nationale regeling die uitsluitend commerciële exploitanten van zoekmachines en commerciële dienstverleners die content bewerken verbiedt om persproducten of delen hiervan (met uitzondering van losse woorden en zeer korte tekstfragmenten) ter beschikking van het publiek te stellen, maar dit verbod niet oplegt aan andere – eveneens commerciële – gebruikers, een technisch voorschrift in de zin van artikel 1, punt 11, van richtlijn [98/34], namelijk een eis die moet worden nageleefd en een dienstverrichting betreft?