Blog Door mr. S.C.S. (Simone) van Bree, mr. J. (Joke) Mikes

Een kind opvoeden is niet makkelijk. Soms heeft een kind meer zorg nodig of hebben er zich allerlei problemen opgestapeld, waardoor het voor ouders allemaal te veel is. In zulke situaties is het mogelijk noodzakelijk dat een kind (tijdelijk) ergens anders woont, bijvoorbeeld in een pleeggezin. In geval van uithuisplaatsing van meerdere kinderen uit één gezin is het momenteel nog niet vanzelfsprekend dat broers en zussen samen in een pleeggezin worden geplaatst. Recent hebben zich echter enkele ontwikkelingen in dit kader voorgedaan.

Zo formuleerde de Rechtbank Den Haag enkele maanden geleden het uitgangspunt dat broers en zussen in beginsel niet van elkaar gescheiden mogen worden, mede gelet op het belang van continuïteit in de opvoeding en het behoud van familiebanden. Daarnaast heeft de Tweede Kamer op 11 juni 2019 een motie over samenplaatsing van broers en zussen bij uithuisplaatsing unaniem aangenomen. Beide ontwikkelingen zullen in dit artikel kort besproken worden.

Kinderbeschermingsmaatregel: ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
Wanneer ouders problemen ondervinden bij de opvoeding van hun kind, kan het zijn dat bijvoorbeeld de Raad van de Kinderbescherming van mening is dat deze problemen dermate ernstige negatieve effecten voor het kind meebrengen. In dergelijke gevallen kan de Raad van de Kinderbescherming de jeugdrechter verzoeken om een ondertoezichtstelling. Soms is het niet voldoende om een kind alleen onder toezicht te stellen. Als de Raad van de Kinderbescherming vindt dat het te risicovol voor het kind is om bij zijn of haar ouders te blijven wonen, dan kan zij de rechter om een machtiging tot uithuisplaatsing van het kind verzoeken.

Het betreft een ingrijpende beslissing en daarom moet de jeugdrechter zorgvuldig toetsen aan de juridische voorschriften voor een uithuisplaatsing. De rechter moet daarbij onder andere beoordelen of een uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van het kind. Indien de jeugdrechter het verzoek tot uithuisplaatsing toewijst, dan zal het betreffende kind in een tehuis of bij een pleeggezin worden ondergebracht. De ouders mogen contact houden met het kind, behalve als de gezinsvoogd vindt dat het beter is om even geen contact te hebben.

Een uithuisplaatsing duurt in principe maximaal één jaar. Als uitgangspunt geldt dat het kind uiteindelijk weer naar huis kan. Na één jaar kan de rechter, indien hij dit nodig acht, de uithuisplaatsing echter verlengen.

In geval van een uithuisplaatsing van meerdere kinderen uit één gezin is het voor de kinderen van belang om samen met hun broers en zussen in een pleeggezin of gezinshuis geplaatst te worden. Broers en zussen kunnen doorgaans veel steun aan elkaar hebben en samenplaatsing zorgt ervoor dat de familieband zoveel mogelijk intact blijft. Uit de rechtsliteratuur blijkt desalniettemin dat naar schatting in vijftig procent van de gevallen broers en zussen niet samen geplaatst worden. In iedere situatie zou getracht moeten worden om broers en zussen samen te plaatsen, tenzij dit niet in het belang is van (één van) de kinderen. Een dergelijk 'samen, tenzij'-beginsel is momenteel echter (nog) niet vastgelegd in de Nederlandse wet. Wel zijn er interessante ontwikkelingen, onder meer in de rechtspraak en de politiek.

Rechtbank Den Haag
Enkele maanden geleden heeft de Rechtbank Den Haag namelijk geoordeeld dat twee broers die uit huis zijn geplaatst bij hun grootouders, niet gescheiden en overgeplaatst mogen worden naar een instelling. De rechtbank formuleert het uitgangspunt dat broers en zussen in beginsel niet van elkaar gescheiden mogen worden gelet op het belang van continuïteit in de opvoeding en het behoud van familiebanden.

In de onderhavige zaak gaat het om twee broers van wie de ouders niet in staat zijn voor hen te zorgen. De broers zijn uit huis geplaatst bij hun grootouders. De gecertificeerde instelling, een instelling die van overheidswege belast is met de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en maatregelen in het kader van de jeugdreclassering, heeft de rechtbank verzocht om de broers ieder in een andere observatie- en behandelgroep te plaatsen. Dit achten zij noodzakelijk vanwege gedragsproblemen van de broers.  

In tegenstelling tot de instelling ziet de rechtbank geen noodzaak om de broers ergens anders te plaatsen. De rechtbank acht het in het belang van de broers, nu dit mogelijk is gebleken, bij familie op te groeien. Daarnaast hebben de broers er zowel vanuit het nationale recht als vanuit het internationale recht bezien recht op om in een pleeggezin op te groeien in plaats van in een residentiële instelling. De Richtlijnen voor Alternatieve Zorg van de Verenigde Naties benadrukken het belang van kinderen om in hun eigen omgeving te blijven, dat de al bestaande relaties bestendigd worden en broers en zussen in beginsel niet gescheiden worden.

Tweede Kamer
Vlak voor de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, op 13 maart 2019, is door de SP een motie over ‘het samen plaatsen van broertjes en zusjes als uitgangspunt’ ingediend. Kamerleden kunnen moties indienen om een oordeel te geven over het gevoerde beleid, om de regering te vragen iets te doen of juist niet te doen of om meer algemeen een uitspraak te doen over bepaalde zaken of actuele ontwikkelingen. In de motie vraagt de Kamer de regering te onderzoeken hoe het uitgangspunt ‘samen, tenzij’ beter gewaarborgd kan worden, mogelijk door dit in de wet vast te leggen. De Tweede Kamer heeft deze motie op 11 juni 2019 unaniem aangenomen. Het is nu aan het kabinet om te beslissen wat er met een aangenomen motie gebeurt.

Is er bij de rechter een verzoekschrift tot ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing ten aanzien van uw kind ingediend? U kunt zich verweren tegen dit verzoek. Neem dan gerust contact met ons op!

 

 

Auteurs

< Naar overzicht