Home AG de Bock over het slapende dienstverband

Debby Kolk

Arbeidsrecht
/

AG de Bock over het slapende dienstverband

Slapend dienstverband
Een ‘slapend dienstverband’ is een dienstverband waarbij een langdurig arbeidsongeschikte werknemer geen loon meer krijgt, maar in dienst wordt gehouden. Daarvoor kan een werkgever  als (enige) reden hebben dat daardoor de wettelijke transitievergoeding niet hoeft te worden betaald. Deze wettelijke transitievergoeding is de ontslagvergoeding waarop een werknemer recht heeft als hij ontslagen wordt na een dienstverband van 2 jaar of langer, ook na langdurige arbeidsongeschiktheid.  Werkgevers kunnen met ingang van 1 april 2020 bij het UWV een compensatie aanvragen voor de transitievergoeding die is betaald bij ontslag wegens twee jaar ziekte.

Advies advocaat-generaal
De advocaat-generaal vindt dat een werkgever in beginsel verplicht is om op verzoek van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, een ‘slapend dienstverband’ te beëindigen onder betaling van een bedrag ter hoogte van de transitievergoeding. Sinds er een wet is waarin is geregeld dat werkgevers door het UWV worden gecompenseerd voor betaling van de transitievergoeding aan een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, gaat het argument dat een werkgever op hoge kosten wordt gejaagd, niet meer op. De wetgever wil af van de ‘slapende dienstverbanden’. Op grond daarvan brengt de eis van ‘goed werkgeverschap’ in artikel 7:611 BW met zich mee dat een werkgever een werknemer niet in een ‘slapend dienstverband’ mag houden, met als enige reden om de betaling van de transitievergoeding te ontlopen. Op de werkgever rust dus de verplichting om, op verzoek van de arbeidsongeschikte werknemer, het ‘slapende dienstverband’ te beëindigen, met betaling van een bedrag ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding.

Hiervoor dient een uitzondering te worden gemaakt als de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft om de arbeidsongeschikte werknemer toch in dienst te houden. Hierbij kan aan de volgende omstandigheden wordt gedacht:

  • het bestaan van reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer, waardoor de werkgever een belang heeft bij het in dienst houden van de werknemer;
  • voor de periode tot aan de inwerkingtreding van de Wet compensatie transitievergoeding: financiële problemen van de werkgever door het moeten voorfinancieren van de transitievergoeding;
  • het niet (geheel of gedeeltelijk) gecompenseerd krijgen van de transitievergoeding;
  • mogelijke andere belangen van de werkgever bij het in dienst houden van de werknemer, anders dan de enkele wens om de transitievergoeding niet te hoeven betalen.

Uitspraak Hoge Raad
Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven